vrijdag 29 januari 2016

Digitaal proletariaat

De mens als speelbal van Silicon Valley


© Jenna Arts.
INTERVIEW Filosoof Hans Schnitzler staat sceptisch tegenover de verslavende gemakken van de digitale techniek. De schrijver van 'Het digitale proletariaat' probeert zijn studenten bewust te maken van de invloed van techniek op hun mens-zijn.

 Hans Schnitzler"

Als ik op een perron sta en ik zie al die naar beneden gerichte gezichten, gekluisterd aan kleine schermpjes, dan moet ik denken aan het archetype van de junk", zegt Hans Schnitzler. "De smartphone-gebruiker vertoont dezelfde gejaagdheid, het dwangmatige gedrag, de onstilbare honger."

Filosoof Hans Schnitzler is allerminst tegen innovatie of techniek, hij gelooft dat de mens een technologisch wezen is. Toch zou je hem een techniekscepticus kunnen noemen. Hij schreef 'Het digitale proletariaat', waarin hij laat zien hoe de niet-kritische internetgebruiker, het gros van de mensen dus, zich sluipenderwijs overlevert aan commerciële krachten.

De digitale proletariër (van proles, nakomeling) heeft in de nabije toekomst uitsluitend nog zeggenschap over zijn eigen voortplanting, stelt Schnitzler. Al zijn overige vermogens en geestelijke bekwaamheden heeft hij uitbesteed aan machines. Zelf denken is er niet meer bij, de mens is verworden tot een radertje in de machines van de techniektitanen van Silicon Valley.

Grote woorden. Schnitzler houdt van filosoferen met de behangerskwast. Hij broedt op een nieuw boek. "Ooit was er een menstype dat wij omschreven als wereldvreemd. Jongens die sociaal gezien niet helemaal mee konden komen, we noemden ze: nerds. Nu laten we deze nerds onze sociale netwerken bouwen. Wat doet dat met een samenleving?"

Schnitzler probeert zijn studenten bewust te maken van hun omgang met techniek, onder meer op de Bildung Academie  Studenten leren er in een voltijds programma van een half jaar om naast hun kritische, analytische competenties ook ethische, expressieve en empathische kwaliteiten te ontwikkelen, in weerwil van het rendementsdenken. "Om een mens uit één stuk te worden", zegt Schnitzler, die er vrijwillig lesgeeft - de Bildung Academie is uit liefde geboren en heeft nog geen accreditatie en nauwelijks financiering.

Waar komt uw scepsis ten aanzien van techniek vandaan?
"Voornamelijk uit mijn observatie dat er een heel sterke tendens is tot ontmenselijking. De technologie wordt dusdanig leidend dat ze het hele domein van de geest begint te koloniseren en manipuleren. Ons vermogen om te denken en te willen en te oordelen.

"De mens wordt een instrument. Onze hele belevingswereld, onze geestelijke wereld, wordt input voor een productieproces."

  •  
    Internet maakt onze wereld niet groter, maar kleiner. Eigenlijk krijgen we continu teruggekaatst wat onze eigen verlangens
Is dat niet wat overdreven?
"Algoritmes analyseren voortdurend de datasporen die wij achterlaten. Daar rolt iets uit waar we geen zicht op hebben, maar daar worden we wel door gestuurd. Dat raakt aan autonomie, aan zelfbeschikking. Dat proces is volop gaande."

Waar blijkt dat uit?
"Amazon heeft een octrooi aangevraagd op anticiperende pakketbezorging. Op basis van je zoekopdrachten en je profielen kunnen de algoritmes bepalen wat het volgende product is waar je interesse naar uitgaat. Het idee is dat Amazon dat al bij je gaat bezorgen voordat je het besteld hebt. Je mag het kosteloos terugsturen. Maar ga je dat nog doen, als het inderdaad precies is wat je wilde hebben?

"Pizzahut heeft een menukaart ontwikkeld waarin sensoren op basis van je oogbewegingen kunnen zien welke pizza je het liefst wilt hebben - de pizza waar je oog het eerst bij blijft hangen. Jij kan misschien nog twijfelen, de kaart weet al wat je wilt.

"Verzekeraars geven korting als je data over je lichaam en je levensstijl met ze wilt delen. Op den duur gaan klanten die dit niet doen, meer premie betalen. Want die hebben kennelijk iets te verbergen. De consequentie is dat we gaan leven naar de norm die de verzekeraar stelt - 'zet 10.000 stappen per dag'.

"En dan nog de overheden en veiligheidsdiensten, die op basis van gegevens over je voorkeuren, plaatsen die je bezoekt, je communicatie en je vrienden kunnen bepalen of je gevaarlijk bent. Je eigen levensverhaal doet er steeds minder toe; het gaat om de informatie die we in een constante stroom uitspuwen."

Wat is erop tegen als die informatie sturend gebruikt wordt? Iedereen krijgt dan persoonlijk passende advertenties, diensten en contacten.
"Internet maakt onze wereld niet groter, maar kleiner. Eigenlijk krijgen we continu teruggekaatst wat onze eigen verlangens, wensen en voorkeuren toch al zijn. Daar raken we al doende nog meer door geobsedeerd. De ruimte om een werkelijk nieuw begin te maken wordt steeds kleiner."

  •  
    Bedrijven als Google en Facebook voeren een strijd om onze geest. De aandacht is de frontlinie in de strijd om de geest
Daar zijn we toch zelf bij?
"Dat is zeer de vraag. Ons vermogen om zelf te denken en een oordeel te vormen wordt gaandeweg steeds verder aangetast. Kijk, het is misschien geen ramp dat we geen telefoonnummers meer kunnen onthouden. Maar voor kritisch denken heb je bijvoorbeeld momenten van bezinning en geestelijke ontplooiing nodig. Je moet naar binnen kunnen keren. Een soort rust weten te vinden, om te reflecteren. Ik merk bij mezelf en bij mensen om me heen dat dit vermogen aangetast wordt. Zeker ook bij de generatie die is opgegroeid met permanent online zijn.

"Bedrijven als Google en Facebook voeren een strijd om onze geest. De aandacht is de frontlinie in de strijd om de geest. Elk icoontje, elk meldingsgeluidje is daarop gericht. Hoe vaker onze aandacht gewonnen wordt, hoe meer onze aandacht versnipperd raakt - en daarmee verwoest. Dit gaat niet plotseling, maar zeer geleidelijk.

"Een consument is een bewustzijn met een verlangen. Als je zijn of haar aandacht te pakken weet te krijgen, kan je dat verlangen zoveel mogelijk gaan sturen en exploiteren. Dat gebeurt door onze beschikbare breintijd zoveel mogelijk op te vorderen. Dat lukt al best aardig. En ik zie er voorlopig nog geen eind aan komen.

"Google Glass is het niet geworden, maar we bewegen toch in de richting van een wereld waarin internet als een filter over de gehele werkelijkheid ligt."

Is scepsis over nieuwe techniek niet van alle tijden? Bij de introductie van de balpen zag men ook de cultuur ten onder gaan.
"Natuurlijk, maar de snelheid waarmee techniek in onze tijd verandert, kent geen precedent. De Franse filosoof Stiegler zegt dat de techno-wetenschappelijke omwenteling zo'n versnelling teweegbrengt, dat alles wat wij kunnen doen is proberen ons een beetje aan te passen. Vóór de Industriële Revolutie was er nog enige tijd om nieuwe vindingen te laten inbedden in de maatschappij. Die tijd is ons niet meer gegeven. Zelfs de wetenschap is slaaf van de techniek geworden.

"In de medische wereld wordt elke nieuwe toepassing eerst aan strenge ethische tests onderworpen. Maar aan nieuwe app 's en apparaten die diep ingrijpen in de manier waarop wij met elkaar omgaan, worden nauwelijks eisen gesteld. Laat staan dat er politiek of maatschappelijk debat over is.

"Maar techniek is niet neutraal. Het is gevaarlijk om dat te denken."

Digitale detox

Drie dagen lang moesten de studenten van de Bildung Academie leven zonder hun digitale communicatiemiddelen. Welke apparaten ze inleverden, mochten ze van techniekfilosoof Hans Schnitzler zelf bepalen. Stijn Out (24), pas afgestudeerd sociaal geograaf, deed tijdelijk afstand van telefoon, laptop, iPad én de afstandsbediening van zijn televisie.

"Toen ik de deur achter me dichttrok, voelde mijn huis onmiddellijk heel anders aan", zegt Out. "Ik deed niet eens zo heel veel andere dingen dan normaal. Eten, een boek lezen, slapen. Maar het feit dat ik niet meer met de buitenwereld kon communiceren veranderde mijn ervaring van de dingen die ik nog wel kon doen. Mijn concentratievermogen nam enorm toe. Kennelijk eist die telefoon altijd een deel van je aandacht op, zelfs wanneer er geen berichten binnenkomen. Ook merkte ik dat mijn hand regelmatig naar mijn telefoon zocht, puur uit automatisme. Zonder dat je het doorhebt zitten die apparaten dus altijd in je achterhoofd. Dat creëert onrust."

Voor groepsgenoot Margreet Zandbergen (24), student humanistiek, bleek deze 'digitale detox' vooralsnog onhaalbaar. In eerste instantie had ze alleen haar telefoon ingeleverd, later ook haar laptop. Maar toch kwam ze er niet geheel van los, ze vluchtte ook naar andere apparaten. "Deels had dit een praktische oorzaak," zegt ze. "Ik was voor de academie een feest aan het organiseren, dan kan je niet buiten digitale communicatie."

Maar of ze de constante stroom aan berichtjes, posts en meldingen wel geheel zou kunnen missen als ze geen reden had gehad om te smokkelen, durft ze niet te zeggen. Zandbergen: "Ik vind het wel aantrekkelijk klinken, maar toch zou ik als het langer duurde bang zijn om buitengesloten te worden."

Sociale media als Facebook en WhatsApp mogen dan een naam hebben van oppervlakkigheid en tijdsverspilling, een deel van het sociale leven verloopt voor bepaalde leeftijdscategorieën wel via die netwerken.

Zandbergen: "Zeker als je mensen nog niet zo lang kent, kan je via sociale media makkelijk contact houden, via kleine berichtjes of reacties, of voorstellen om ergens heen te gaan. Als ik nu zou stoppen met Facebook, zou ik juist de prille relaties moeilijk kunnen verstevigen."

Toch frustreert dit haar ook. "Wij staan constant op standby. Op ieder moment van de dag, zelfs die paar minuten vóór ik in slaap val, zijn mijn oren gespitst, wachtend op een pingend geluidje dat volgt. Ik mis de stilte en rust, een moment waarop ik even alleen met mijzelf hoef te dealen en mij niet bewust ben van mijn omgeving."

zondag 24 januari 2016

Asielcentrum

beleid

Negen jaar azc: de tol van doelloos wachten


Wilfred van de Poll − 23/01/16, 18:02
© Reyer Boxem. Schrijver en dichter Rodaan Al Galidi.
In zijn boek 'Hoe ik talent voor het leven kreeg', geschreven in de kringloopwinkel van Zwolle, vertelt Rodaan Al Galidi over de negen jaar die hij in een asielzoekerscentrum doorbracht. 'Nederlanders zijn goed in het temmen van mensen. Ze halen je ballen weg zonder dat het pijn doet.'
  •  
    Het eerste jaar was ik voortdurend op zoek naar iets fouts, ik vond niks! Alleen maar één muis
Rillend van de kou zet dichter en romancier Rodaan Al Galidi zijn roze omafiets neer bij de ingang van de kringloopwinkel in Zwolle. Vloekend op het weer stapt hij naar binnen. Bij de schappen met boeken laat hij zijn ogen, zoals altijd, liefkozend over de dunne ruggen van de poëziebundels glijden. Ze 'slapen' daar maar zo'n beetje, die bundels, hij kan het nooit nalaten zich over een paar te ontfermen. Op naar de koffiehoek, waar bejaarden theedrinken tussen vergeelde school landkaarten. Naast een prent van een oud kasteel en een ovalen dienblad, dat blijkens het stickertje twee euro vijftig kost, gaat hij zitten.

Voilà, zijn favoriete stek. Zijn eigen huis niet meegerekend natuurlijk, maar dat krijgen journalisten niet te zien. Nooit. "Dat is privé. Een heel oud huis. Héél oud. Ik denk ouder dan de multiculturele samenleving. De vorige eigenaresse zei: Je hebt twee rechterhanden nodig voor dit huis. Het eerste jaar was ik voortdurend op zoek naar iets fouts, ik vond niks! Alleen maar één muis. Ik dacht, ik laat die muis met rust en het was perfect. De verwarming doet het, de keuken doet het, het plafond doet het, het dak doet het... Nou ja, er zit een gat in, maar ik heb er een plantje onder en zo doet de plant het ook. Hé Jurgen (neemt telefoon op) Ja... Ja... Oké. Fantastisch. (Legt zijn mobiel neer.) Dat was de uitgever."

Verbaasd: "Mijn boek doet het goed! 1300 exemplaren in drie dagen. Jaaaaaa. Mijn eerdere boeken... Van 'Bloesemtocht' verkocht ik in twee jaar tijd 28 exemplaren."

Tafel negen
'Hoe ik talent voor het leven kreeg' heet zijn nieuwe boek. Deels geschreven aan deze tafel in de kringloop. Tafel negen. Toeval? Het boek gaat over de tijd - negen jaar - die hij in een asielzoekerscentrum doorbracht. Al Galidi, leeftijd onbekend (niemand hield dat bij in zijn Iraakse geboortedorp) groeide op in oorlog, vluchtte voor militaire dienst, zwierf zeven jaar over de wereld en landde in 1998 met een vals Nederlands paspoort op Schiphol. In 2007 kreeg hij een verblijfsvergunning dankzij het generaal pardon.

Aan het azc dacht hij daarna zo min mogelijk terug. "Ik blokkeerde dat. Je sliep daar in een kamer met drie of vier mannen. Altijd vreemdelingenpolitie in de buurt. Het was geen gevangenis, maar vrij was je ook niet. Een vriend hielp mij het boek toch te schrijven. Hij stond erop dat ik hem elke maand een brief schreef over die tijd. Zo vorderde ik gestaag. Halverwege vroeg ik: 'Mag ik vakantie van dit boek?' Ik was doodmoe nadat een personage zich van het leven beroofde, zoals ook zeven anderen dat hadden gedaan. Na die vakantie ontdekte ik: ik ben luchtiger geworden. Het boek werd een bevrijding. Absoluut."
  •  
    Ik wilde altijd maar een ding: dat ik op straat zou lopen en me een mens zou voelen, niet een probleem. Daar heb je dus dat papiertje wel voor nodig
Wat hij in het azc over Nederland leerde? Nou, niets. "Het verschil tussen het Nederland binnen het azc en het Nederland daarbuiten is groter dan het verschil tussen een konijn en een laptop! Nederland in het azc draagt een masker.

Agressiever
"In het azc zie je van de Nederlanders alleen de ambtenaren. Maar Nederland is zo veel meer, Nederland is Rembrandt, Van Gogh, muziek, vrijheid, multicultureel eten - we hebben dat allemaal nooit gezien in het azc. Er was nooit eens een expositie van een kunstenaar. Nóóit! Ik schreef zeven boeken in het azc. Nooit kwam eens een schrijver bij mij logeren om te weten: hoe leeft mijn collega. Nooit! Als je mijn boeken bekijkt, je ziet dat ik steeds depressiever werd. Agressiever ook. Dat is het effect van lang wachten."

De enige Nederlandse taalles die Al Galidi ooit kreeg duurde een maand. Zijn docent was een 10-jarig meisje in Assen, dochter van een boer bij wie hij werd ondergebracht toen er niet genoeg bedden waren in het opvangcentrum. Hij heeft vijftien boeken en dichtbundels geschreven. In het Nederlands. In 2011 kreeg hij de prijs voor literatuur van de Europese Unie voor de roman 'De autist en de postduif'. In hetzelfde jaar zakte hij, bizar genoeg, voor het inburgeringsexamen.

"Ik wilde altijd maar een ding: dat ik op straat zou lopen en me een mens zou voelen, niet een probleem. Daar heb je dus dat papiertje wel voor nodig. Voor de rest heb ik nooit gedacht dat een verblijfsvergunning veel zou betekenen. Ik heb nooit een uitkering gewild, een flatje van de staat. Ik heb niet veel nodig. Ik verdien nu met lezingen, in het azc werkte ik vaak zwart. Fietste ik langs de boerderijen. Ga naar een uitzendbureau, zeiden ze. Dan zei ik: dat mag niet. Oh, kom dan maar schoonmaken. Dat deed ik voor niets. En dan zeiden ze na een tijdje: hier, neem maar wat aardappelen mee. Eieren. En later gaven ze me twintig gulden per dag. Ik heb van het Nederlandse volk mijn verblijfsvergunning veel eerder gekregen dan van de IND."

In de buik
Zwolle bevalt hem best, maar hij is er niet zo vaak. "Ik ga vaak naar vrienden in Antwerpen. En zitten er in mijn portemonnee een paar duizend eurootjes, dan vertrek ik naar Spanje, met mijn gitaar. Het klimaat is goed voor mij in Spanje. Vooral in de winter, dan hou ik het hier met die grijsheid niet uit. Je ziet geen lucht meer! Ik wil graag naar boven kijken en dan zie ik heel ver vogeltjes, wegtrekkende vogeltjes. Honderd per dag is genoeg. Wolkjes. Vliegtuigen die gaan landen ergens, met mooie stewardesjes. Of ik me thuis voel in Nederland? Thuis is een moeilijk woord voor me. Dat heb ik me nooit ergens gevoeld, ook niet in Irak. Behalve toen ik in de buik van mijn moeder zat."
  • © Reyer Boxem.
  •  
    Ik hoop dat in de hemel geen Nederlandse ambtenaren bij de deur staan. Met hun formuliertjes: hoe laat ging u precies dood?
In zijn boek beschrijft hij het leven in het azc, de tol van doelloos wachten. Zijn eigen lange procedure dankte hij aan de 'formuliertjes'. "Tijdens mijn eerste gehoor vroeg de vrouw mij: op welke dag ben jij de grens van Irak overgestoken? Ik zei: ik weet het niet, ik had geen agenda bij me. Zei ze (hij zet een hoog, parmantig stemmetje op): Ik moet het weten, want ik moet dat invullen op mijn formulier. U krijgt twintig minuten.

"Na twintig minuten komt ze terug: En nu weet u het. Ik zei: Goed, mevrouw. Het was vier augustus. Om ervan af te zijn, snap je? In het tweede verhoor keek de beambte naar het verslag van het eerste verhoor en vroeg: 'U zei eerst dat u niet wist welke dag u de grens overstak. Maar na twintig minuten wist u het precies! Hoe komt dat?' En zo werd ik niet geloofd door het systeem.

Nette leugen
"Rijke asielzoekers hebben smokkelaars die tegen hen zeggen: Bedenk welke datum dat en dat was, wanneer de geheime dienst je geslagen heeft, et cetera. En zij laten je dat allemaal in je hoofd stampen voor je gesmokkeld wordt. In Nederland heb ik geleerd: het gaat erom dat je het formulier juist invult. Een nette leugen is beter dan de rommelige waarheid. Zo schrijf ik het in mijn boek. Ik hoop trouwens dat er in de hemel geen Nederlandse ambtenaren bij de deur staan. Met hun formuliertjes. 'Hoe laat ging u precies dood?' Kom je bij die rivieren vol honing, staat daar een Nederlander: 'Meneer, u mag maar één liter'. Hahaha."

Nee, rommelig is er in Nederland niets. Neem dat azc. Alles liep er verbazingwekkend goed, Nederlanders weten hoe ze dingen moeten organiseren. Ze hadden alles in de gaten.

"Nederlanders zijn goed in het temmen van honden en mensen. In castreren. Ze halen je ballen weg zonder dat het pijn doet. En je moet blij zijn dat je geen ballen meer hebt! Zij slaan jou niet, oh nee. Ze spugen niet in jouw gezicht. Niet de politie temt jou. Dat doen de sociale diensten. Zij gaan op een psychologische manier met jou om. Je hebt een afspraak met een ambtenaar in het azc om twee uur 's middags. Je komt tien voor twee. Dan worden ze boos. Echt extreem boos. Je komt twee over twee - ook extreem boos! Je komt om twee uur precies - ze glimlachen vriendelijk. Ik kan het niet goed uitleggen. Als ik naar de huisarts ga, mán, dan ben ik doodsbang om te vroeg of te laat te zijn. Ik, die raketten heb overleefd, ben bang voor een Nederlandse huisarts. Jazeker, ik ben getemd."
  •  
    Ik vind Nederlanders een beetje schattig, eigenlijk. Mag ik daarover vertellen?
Kafka
Zin om over de huidige vluchtelingencrisis te praten heeft hij niet. "Ik wil niet over politiek praten, daar krijg ik spijt van. Dan word ik boos en klink ik veel agressiever dan ik eigenlijk ben. Ik ben een hippie. Ik hou van humor! Van Kafka. Ja, ja. Ik vind Nederlanders een beetje schattig, eigenlijk. Mag ik daarover vertellen?

"Voorbeeld. Ik ben vogelliefhebber en heb thuis een volière. Ik ken een meisje, zij had een collega met twee zebravinkjes. Die vinkjes zouden kindjes maken en daar had ze geen plek voor. Of ik ze wilde hebben. Maar ik kreeg die zebravinkjes niet zomaar! Ze wilde weten (lief stemmetje): Kunnen ze zwemmen in jouw volière? Hebben ze genoeg ruimte om te genieten van elkaar? Krijgen ze genoeg zonlicht? Sjongejonge, ik werd moe van al die vragen!

"Ze liet die zebravinkjes zelf vrij in mijn volière en vertelde mij hun namen die ik alweer vergeten ben. Ik hoop dat ze dit interview niet leest. Ze had een A4'tje vol informatie over wat die zebravinkjes leuk vinden. Nederlanders zijn zo zorgzaam, eindeloos!"

Emotieloos
Maar ook totaal gespleten, ervoer hij in het azc. "De vrouw die mijn eerste verhoor afnam: achter haar computer was ze volkomen emotieloos. In de pauze bracht ze me koffie en was ze opeens vol warmte en menselijkheid. Van de ene op de andere seconde, een andere vrouw. Kun jij het begrijpen? Dagelijks zie ik het. Ik begrijp die mentaliteit niet!

"Tijdens hun werk kennen Nederlanders geen genade. Als je stoer doet, breken ze je af. 'Regels zijn regels.' De Nederlander bepaalt hoe jij door die regels loopt. De ambtenaar kan de deur openmaken met de regels en de deur dichtdoen met de regels. Ik kende in het azc twee broers. Ze hadden exact hetzelfde verhaal. De een krijgt een verblijfsvergunning, de ander niet. Zélfde regel! Zelfde IND! Maar verschillende ambtenaren. Als ik mijn advocaat moest spreken, liet ik altijd een Nederlander voor me bellen, dan was het zo geregeld. Belde ik, iemand met een accent, dan was die advocaat altijd onbereikbaar. Snap je?"

Gelukkig heeft hij met het systeem niet veel meer te maken. Dat ligt nu achter hem. Maar de taal, die blijft. Het dierbaarste dat hij in het azc heeft ontdekt, helemaal op eigen houtje. Niemand die er met meer liefde over spreekt dan hij.

Standbeeld van de taal
"Ik voel me er rijker door, mijn poëzie kreeg er een dimensie bij. Wil je weten hoe de taal is, kijk dan naar de vrouwen van een land. De vrouw is het standbeeld van de taal. De Nederlandse vrouw! Zij is vrij. Onafhankelijk. Druk ook, ze heeft niet veel tijd. Maar ze luistert naar haar gevoel! Heel goed zelfs, ze is een psycholoog!
  •  
    Je kunt in het Nederlands niet te veel temperament stoppen, dat is wel moeilijk, de taal is een beetje koud
"Een Arabische vrouw toont niets van zichzelf, soms zelfs haar ogen niet. Maar een Nederlandse vrouw in de zomer, ze toont je haar bikini, haar benen, haar kontje! Je kunt in het Nederlands niet te veel temperament stoppen, dat is wel moeilijk, de taal is een beetje koud, hard zelfs, maar hij is heel direct en gevoelig. Het Nederlands, dat is een heel eerlijke taal hoor. Daarom denk ik nu absoluut in het Nederlands."

En hij leest uit zijn hoofd een gedicht voor. 'Ik zei: Leven kom met mij samenwonen / Deel met mij niet alleen de woonkamer en de slaapkamer / Maar ook mijn hart en elke seconde'.

Enthousiast: "Zo'n gedicht is onmogelijk in het Arabisch. Wij hebben het woord samenwonen níet ! Ik zie nieuwe beelden door de Nederlandse taal. Neem het woord 'volgen'. In het Arabisch klinkt het zó goedkoop. Je volgt je vaderland, je leider. Volgen is een soort slavernij. Maar in het Nederlands gaat het altijd om je gevoel volgen, je hart, je dromen. Voor Nederlanders is dat vanzelfsprekend, voor mij was het een ontdekking. Jezelf volgen, dat kan niet in het Arabisch. We hebben die cultuur niet. Eerst komt God, dan je familie. In Nederland ontdekte ik het woord 'ik'. Dat was het mooiste woord dat ik leerde. Maar daarna dacht ik: het is ook het eenzaamste woord dat ik ken."