maandag 1 oktober 2018

Zin van het leven?


iNTERVIEW SANNEKE DE HAAN
‘Aan het einde is er geen oké-sticker’
Filosoof Sanneke de Haan kan niks met de vraag: wat is de zin van het bestaan? ‘De vraag klopt niet, ze is misleidend.’ Maar hoe valt het leven dan te duiden, wil Fokke Obbema van haar weten.
Filosoof Sanneke de Haan: ‘Het onderscheid tussen gek en niet-gek is een dun lijntje.

Toen ze als kind in de vijver van haar achtertuin tuurde, verwonderde Sanneke de Haan zich over die onderwaterwereld van vissen die geen weet van de wereld erboven hadden. Stond dat niet symbool voor ‘een wereld achter de wereld’: zouden andere wezens niet net zo naar haar kijken als zij naar de vissen? En daarop voortbordurend: was de wereld zoals die zich aandiende dan wel de echte wereld?
 ‘Wat betekent het allemaal?’, is een vraag die haar al haar hele leven fascineert. Als 8-jarige kwam ze in opstand tegen haar katholieke oma, die haar vertelde dat God haar gedachten kon lezen. ‘Dat ging me te ver. Dat ga ik niet geloven, wist ik meteen.’ Afkomstig uit een weinig gelovig gezin met een katholieke vader en een Nederlands hervormde moeder verdreef ze God uit haar gedachten.
Als 16-jarige vermoedde ze dat iedereen ‘phony’ en ‘fake’ was, terwijl zij wist hoe alles in elkaar stak. Het ging gepaard met ‘vervreemdingservaringen’, waarbij ‘af en toe alles toneel leek’. Ze schreef zich uit bij de katholieke kerk en gaf zich over aan meditatie en boeddhisme. Een paar jaar later kwam daar het humanisme bij. De fundamentele vragen over het bestaan bleven intrigeren en zette haar op het spoor van twee studies: filosofie en humanistiek. ‘De eerste omdat je in aanraking komt met zeer verschillende manieren van kijken naar de werkelijkheid en omdat je beter leert nadenken. Humanistiek omdat hun leus ‘de mooiste studie is de mens’, me erg aansprak.’
In beide richtingen studeerde ze cum laude af. Als filosoof promoveerde ze in 2015 magna cum laude in het Duitse Heidelberg. Inmiddels is ze 38 jaar, woont ze met haar vriend bij Arnhem en is ze verbonden aan de universiteit van Tilburg. Haar specialisatie is filosofie en psychiatrie: ‘Het onderscheid tussen gek en niet-gek is een dun lijntje.’ In haar onderzoek draait het vaak om de vraag wat echt is en wat niet.
Wat is de zin van ons leven?
‘Eerlijk gezegd vind ik het begrip ‘zin’ niet van toepassing op het leven. ‘Zin’ suggereert dat het leven ergens goed voor moet zijn, dat er een objectief doel is dat je zou moeten kunnen bereiken. Je kunt stellen dat zo’n objectief doel bestaat, of dat ontkennen en dan kom je al snel uit op een subjectief, hedonistisch verhaal waarin het om je persoonlijke bevrediging draait. Maar ik denk dat beide antwoorden niet kloppen, omdat de vraag niet klopt. Je kan vragen: heeft het zin om drie taarten te bakken voor mijn verjaardag als er tien mensen komen? Dan gebruik je ‘zin’ op een zinvolle manier. Maar ‘heeft het zin je verjaardag te vieren?’, is niet een zinvolle vraag. Want het dient geen ander, hoger doel. Dat is ook zo bij het leven: het is niet ergens goed voor, het heeft genoeg aan zichzelf. De vraag is dus misleidend, omdat het uitnodigt tot het denken in een doel. Een betere vraag vind ik: wat maakt het leven betekenisvol? Met als vervolg de morele vraag: wat is dan een goede manier van leven?’
Wat is volgens u de betekenis van ons leven?
‘Ons hele leven is van betekenis doordrenkt. Van het meest banale, hoe je eet en drinkt of hoe je je huis schoonmaakt, tot hoe je met mensen omgaat, vriendschappen. Muziek is betekenisvol, een plaats, een dag, een datum, ga maar door. Daarbinnen heb je allerlei lagen. Universele lagen, bijvoorbeeld het belang dat ouders hechten aan het welzijn van hun kinderen. Maar ook puur individuele, zoals, ik noem maar wat, de betekenis van dit kopje gemberthee voor mij, omdat het me doet denken aan mijn tijd in Duitsland.’
Valt er aan de hand van al die betekenissen iets over ons leven als geheel te zeggen?
‘Ik denk niet dat je het in iets overkoepelend zinvols moet zoeken. Je kunt niet zeggen: ‘Ah, nu heb ik het bereikt.’ Het is niet dat je aan het einde een sticker krijgt, omdat je het goed hebt gedaan in het licht van een bepaald doel. Er is geen norm of criterium. Nee, this is it. Dat is niet iets om treurig over te zijn. Want er zit veel rijkdom in het leven zelf, veel om gelukkig over te zijn. En dan bedoel ik vooral onze verbondenheid met anderen. We zijn allemaal ploeteraars die er wat van proberen te maken. Iedereen heeft zijn angsten, zijn worstelingen, zijn onhandigheden, zijn kwetsbaarheid. Het heeft in mijn ogen ook iets hebberigs een overkoepelende betekenis te willen. Alsof die geweldige rijkdom aan genot, sensaties en ervaringen van verbondenheid die het leven biedt niet genoeg is, maar ook nog ergens goed voor zou moeten zijn.’
Wat betekent dat inzicht voor ons leven?
‘Voor mij is het gebrek aan een hoger doel een overrompelend inzicht. Maar ook een appèl: het geeft vrijheid, maar ook verantwoordelijkheid. We kunnen er zelf wat van maken, maar we moeten er ook wat van maken. We kunnen ervoor kiezen te geloven in antwoorden van anderen, maar ook dat blijft je eigen keuze. Sartre heeft eens gezegd: ‘We zijn gedoemd tot vrijheid.’ Natuurlijk is die relatief en zijn we op allerlei manieren bepaald: we kunnen niet ontsnappen aan ons lichaam of aan onze culturele gemeenschap. En onze mogelijkheden verschillen enorm, afhankelijk van waar we toevallig worden geboren. Maar toch, we zijn ook vrij.’
LEESTIP
Elizabeth Strout - My name is Lucy Barton
‘Een boek dat laat zien hoeveel leed mensen elkaar kunnen aandoen, juist als ze van elkaar houden, maar dat ook aangeeft hoe ieder op zijn manier zijn best doet om er wat van te maken. Een boek vol mededogen.’

Wat vindt u van de opvatting dat ons leven wel een doel heeft: het dienen van God?
‘Het verlangen begrijp ik goed. Het is dat objectieve doel waar we het eerder over hadden. Ik kan het ook navoelen, als ik bijvoorbeeld in de bergen loop en me deel voel van de kosmos. Dan kan ik een soort ontzag voelen, een haast mystiek gevoel. Religie zie ik als een manier om dat soort ervaringen een plaats te geven. Maar een hiernamaals, een Opperwezen of een hogere macht bestaan volgens mij niet. Ik voel me wel dankbaar, voor het leven zelf. Maar alleen niet tegenover God.’
Biologen hebben een duidelijk antwoord op de vraag naar de zin van het bestaan: we dragen ons genenpakket aan de volgende generatie over.
‘Maar daarmee doe je helemaal geen recht aan de betekenis-dimensie van het leven. Je reduceert het tot een functioneel iets. Neem eten: dat is niet alleen iets basaal biologisch om ons in stand te houden. Het is ook betekenisvol: wat je eet, met wie en wanneer. Of neem kleding: die is om je te beschermen tegen kou, maar je draagt er ook iets mee uit. Seks is puur biologisch te duiden, maar het betekent natuurlijk veel meer dan dat. De biologische benadering gaat daaraan voorbij.’
Hebben die biologen toch niet enigszins gelijk? Na mijn hartstilstand realiseerde ik me dat mijn vrouw en kinderen de reden van mijn bestaan zijn.
‘Ja, dat begrijp ik wel. Maar ik vind niet dat je het leven tot dat biologische moet platslaan. Die drive zit in ieder van ons, zeker. Maar houden van je naasten is zo veel rijker dan genenoverdracht of een stofje in onze hersenen. Dat gevoel valt niet uit te leggen met een hersenscan. En dat geldt ook voor onze verbondenheid.’
Waarom vindt u die verbondenheid zo belangrijk?
‘Ik zie die heel breed. Het is niet alleen met mensen, het kan ook met de natuur, met muziek of een mooi boek zijn. Je kunt je ook in je eentje verbonden voelen. Het heeft iets heel solidairs dat we allemaal verdriet kennen maar ook vreugde. Het kunnen delen ervan is cruciaal, dat bepaalt of we wel of niet gelukkig in ons leven zijn. In de psychiatrie zie ik mensen die ongelukkig zijn omdat ze juist die verbondenheid niet ervaren. Mensen die zich geïsoleerd voelen, niet gekend, of niet kunnen voelen wat anderen voelen bij een bos bloemen of bij het luisteren naar Bach.’
Dient die verbondenheid nog ergens toe helpt hij de mensheid op een hoger niveau?
‘Nee, ik zie hem niet instrumenteel voor iets anders. Bij zo’n hoger niveau kun je telkens de vraag stellen: en waar is dat dan goed voor? Die vraag heeft een oneindige regressie, tot zelfs: waarom is het überhaupt goed dat er mensen zijn? Het gevaar van ‘goed voor’-denken is dat er geen einde aan komt. Dat los je alleen op door te stellen dat iets goed is in zichzelf, een doel op zich. Overigens denk ik wel dat er sprake is van vooruitgang van de mensheid. Maar ik heb moeite om dat de zin van het leven te noemen.’
Wanneer kan iemand tevreden terugkijken op zijn leven?
‘Ik denk dat het bovenal gaat om je relaties met anderen: ben ik een goede partner, zus, dochter, moeder, collega geweest? Ik denk dat het al heel wat is als je daar bevestigend op kan antwoorden. Maar er is ook een behoefte iets na te laten een boek, muziekstuk of een wetenschappelijke ontdekking. En daar zit een spanning. Stel dat je nog weinig tijd te leven hebt: gebruik je die voor het schrijven van een boek of ga je je tijd met vrienden en familie doorbrengen? Een vriend van me koos radicaal voor dat laatste, terwijl ik dat boek vanzelfsprekend vond. Hij vond dat allemaal ijdelheid. Daar zit iets in. Ik ben er nog niet uit.
‘Ik wil graag kinderen. Want als we het over zinvol hebben: kinderen geven veel zin aan het bestaan. Het lijkt me heel bevredigend. Als het niet lukt, als we pech hebben, dan is er wel een fundamentele heroverweging nodig, een herijking van ons leven: wat dan? Dan kan ik me voorstellen dat iets anders creëren, iets nalaten voor volgende generaties, belangrijker wordt.’
Zou je tevreden kunnen zijn wanneer je leven nu ten einde komt?
‘Ik zou het in ieder geval verschrikkelijk vinden. Mijn eigen sterfelijkheid onderdruk ik doorgaans. Maar af en toe sta ik er wel bij stil. De dood is heel krachtig om je te helpen bij de vraag: doe ik de dingen die ik wil doen? Een wijsheid die ik mooi vind, is: How you spend your days is how you spend your life. Ik zit dagen achter de computer, uren en uren, terwijl mijn vriend bij bosbeheer zit en redelijk veel buiten is. Wanneer hij een dag buiten heeft gelopen en ik weer een dag achter de computer heb gezeten, denk ik: ‘Hij heeft het toch wel beter voor elkaar dan ik.’
‘We jagen onszelf vaak op met voorwaarden voor geluk, toch weer dat sticker-idee. Dat zijn vaak illusies. In de wetenschappelijke wereld bijvoorbeeld is een vaste baan heel lastig. ‘Als ik die maar heb, dan ben ik veel ontspannener’, is zo’n illusie. Of: ‘Als ik maar een relatie heb dan ben ik gelukkig.’ Alsof er dan een vaste, permanente toestand intreedt. Maar zo zit het leven niet in elkaar. Het is het ene moment zo en het volgende moment weer anders. We blijven ploeteraars.’

woensdag 29 augustus 2018

zondag 15 juli 2018

Brecht Molenaar

Een pleidooi voor heiligheid binnen het humanisme

© Werry Crone
INTERVIEW
Bij de oprichting van het Humanistisch Verbond gold de strijd tegen ‘het nihilisme’ als eerste prioriteit en was er volop ruimte voor ‘religieus humanisme’. Daar is niet veel van over, constateert Brecht Molenaar.

Ze werkte twintig jaar als humanistisch geestelijk verzorger in een ziekenhuis in Rotterdam, en wat Brecht Molenaar tot haar verdriet in de loop van de jaren zag gebeuren was dit: het humanisme verloor zijn religieuze dimensie en de geestelijke verzorging verloor het oog voor de eigen levensbeschouwelijke basis. Nu is ze docent en mengt ze zich in het maatschappelijke debat over zorg-ethische kwesties, bijvoorbeeld als het gaat om ‘voltooid leven’. “Het gaat mij erom dat er een gesprek plaatsvindt over wat het betekent om mens te zijn.”

Bij Molenaar thuis speelde religie geen grote rol. Ze werd weliswaar als kind katholiek gedoopt, maar het geloof was geen gespreksonderwerp, al ging ze heel af en toe wel eens met haar moeder mee naar de kerk. Toch overwoog ze na de middelbare school nog even theologie te gaan studeren. Ze kende iemand die katholiek geestelijk verzorger was, en het sprak haar aan hoe die mensen volgde in alle aspecten van het leven, tot de dood aan toe. Maar het werd Nederlands, uit interesse voor de literatuur. Tegen het einde van haar studie werd net de Universiteit voor Humanistiek opgericht, en ze zag direct dat dat haar plek was. Na de humanistische opleiding voor geestelijk verzorger ging ze aan het werk in wat nu het Maasstad Ziekenhuis heet in Rotterdam-Zuid.

Noemde u zich daar expliciet humanistisch?

“Meestal zei ik dat ik niet godsdienstig was, maar dat ik ook niets tegen het geloof had. Voor veel patiënten maakte het eigenlijk niet zoveel uit - humanisme, humorisme, ze vonden het best, als ze maar open met mij konden praten. En degenen die uitgesproken kerkelijk waren en echt met geloofsproblemen zaten, hadden natuurlijk hun eigen geestelijk verzorgers. Tegenwoordig geef ik het vak ‘religieus humanisme en presentie’ aan een vrijzinnige opleiding, en toen ik daarvoor werd gevraagd ben ik me meer in dat begrip gaan verdiepen en zag ik: ja, dat is precies wat ik ben: een religieus humanist.”

Was is dat?

“Voor mij komt het erop neer dat ik zeg: je treft jezelf aan in deze wereld, maar hoe dat is gekomen, is een mysterie. Ook al was er die oerknal, dan nog blijft het ontzettend wonderlijk dat ik hier nu ben, dat wij er allen zijn, en weet ik niet waar het naartoe gaat. En het mooie is dat Jaap van Praag, de voorman van het Humanistisch Verbond, ook deze lijn voorstond. Van Praag, voorzitter van 1946 tot 1969, was joods, maar niet-belijdend, en hij beschouwde zichzelf ook als religieus humanist. Mag ik de slotzin voorlezen van zijn cursus voor geestelijk raadslieden uit 1953? ‘Zo aanvaardt de raadsman zijn taak in deemoed, binnentredend in de werkelijkheid die in een ander mens vorm gekregen heeft, indachtig aan het woord: doe uw schoenen van uw voeten, want gij staat op heilige grond.’ Een bijbeltekst. Van Praag trekt het begrip ‘heilig’ in het humanistische discours, dat spreekt me zeer aan. In de eerste beginselverklaring van het Humanistisch Verbond werd gesproken over ‘de eerbied voor de mens als bijzonder deel van het kosmisch geheel’.”

En wat betekent dat?

“Ik proef daarin ontzag, verwondering, niet-kennen, en dat zie ik als religieuze termen. Men ging niet uit van een persoonlijke God, maar Hij werd ook niet zonder meer geloochend, en in die tijd waren ook veel vrijzinnig-protestanten lid van het Humanistisch Verbond. Maar in de loop van de jaren is dat element verdwenen, terwijl het voor mij heel belangrijk was; het bepaalde mijn houding tot de mensen die mij over hun leven vertelden. Voor mij gold: als ik zo met hen omga dat ze zich gezien en gehoord voelen, en bevestigd worden in hun waardigheid, dan maak ik dat humanisme mede waar.”

Speelde in dergelijke gesprekken de naderende dood een rol?

“Niet zo vaak, eigenlijk. Maar ook als het sterven wel dichterbij kwam, ging het veel meer over het leven dan over de dood. Kwam ook door mij wellicht. Mensen die bijvoorbeeld bang waren voor de hel, zouden waarschijnlijk liever met een pastor praten. Bij veel moderne mensen is het gezien en erkend worden, zeker in tragiek en in de opgave waar je voor staat, al de troost die vroeger door expliciete verlossingsideologieën werd geboden.”
Doet me denken aan wat Henk van Os onlangs in Trouw vertelde, hoe hij na het overlijden van zijn oudste zoon getroost werd door een schilderij van Rembrandt: Jeremia treurend over Jeruzalem. Daarin lag geen oplossing voor het lijden, maar wel een onnoembare solidariteit.
“Ja, dat is het! Precies.”

Toch hield u na twintig jaar op met dat werk.

“Wat ik meemaakte, was eigenlijk de moderniteit-over-de-top. De illusie van maakbaarheid, de nadruk - juist ook bij het Humanistisch Verbond - op zelfbeschikking en autonomie, zoals je die terugvindt in het denken over ‘voltooid leven’. En dan dat billboard, mede namens het verbond, met de tekst: ‘Er is waarschijnlijk geen God, durf zelf te denken en geniet van dit leven!’ Het Humanistisch Verbond moest zich profileren op de ‘zingevingsmarkt’ en koos steeds meer voor het atheïsme of misschien zelfs wel anti-godsdienstigheid: ‘Word lid, anders bent u aan de goden overgeleverd.’ Ik kon me er niet in vinden.”

Was dat uw reden om te stoppen?

“Er kwam bij dat de beroepsvereniging voor geestelijk verzorgers steeds meer ging koersen op gezondheid en welzijn als producten. De focus kwam te liggen op de werking en effectiviteit van ons optreden. De geestelijk verzorger hanteert methodes, meer en meer gebaseerd op de sociale wetenschappen, en die helpen de patiënt om te gaan met zijn zingevingsproblemen. Het geloof of de levensovertuiging van de verzorger speelt daarbij geen rol. Sinds 2015 worden die ook niet meer genoemd in de definitie van wat geestelijke verzorging is. Het past in de trend van secularisering, al is er in feite eerder sprake van ont-traditionalisering, want veel mensen zijn nog steeds bezig met geloof, alleen niet meer in de kerk. Mijn angst is dat men gaat zeggen: geloof en levensovertuiging is allemaal privé, waardoor niemand nog een normatief standpunt durft in te nemen. In de zorg betekent dat, dat de moraliteit helemaal wordt weggedacht, waardoor men vaak ondoordacht meegaat in het neo-liberale denken, met zijn nadruk op eigen kracht, maakbaarheid, en dergelijke. Terwijl bekommernis bieden, wat zorg eigenlijk is, sowieso een door en door morele aangelegenheid is.”

Het klinkt anders wel goed: mensen in hun kracht zetten, zelfredzaamheid faciliteren, positieve gezondheid bevorderen.

“Het is ook heel goed, maar bij elke keer dat je het woord ‘kracht’ gebruikt, moet je ook het woord ‘kwetsbaarheid’ noemen, want dat dreigt in dit denken een on-waarde te worden. Terwijl alles wat van waarde is, kwetsbaarheid in zich draagt. Alles wat voor jou belangrijk is, kun je verliezen. Daar samen mee omgaan vertegenwoordigt een waarde in zichzelf. Op een gegeven moment is dat hele krachtverhaal niet meer realistisch. Het gaat voorbij aan wat leven is, en dan kun je ook geen goede zorg leveren. En in dat gegeven voelde ik me onvoldoende gesteund door het Humanistisch Verbond.”

U bent nog wel lid?

“Ja, ik heb gezegd dat ik dat blijf zolang ik gewoon mee kan praten en mijn visie mag geven, bijvoorbeeld op voltooid leven. Waarvan ik vind dat het verbond te veel inzet op een individualistische kijk op autonomie, terwijl er ook zoiets bestaat als een relationele benadering van autonomie. Bij Van Praag was er nog sprake van vijf kernwaarden van het humanisme, waarvan vrijheid er één was, en die vrijheid stond altijd in spanning met verbondenheid. Maar nu is vrijheid alles gaan domineren. En daarover wordt eigenlijk geen debat gevoerd met de leden. Standpunten worden soms simpelweg per persbericht de wereld in gestuurd.”

De ontwikkeling bij het Humanistisch Verbond lijkt parallel te lopen aan die in de christelijke zuil, waar de identiteit de afgelopen decennia ook ter discussie stond.

“Toch niet helemaal, want wij kwamen juist op, als eigen zuiltje, op het moment dat de ontkerkelijking al gaande was. Maar inderdaad: nu heeft ook het verbond te maken met het feit dat mensen niet meer lid worden van dergelijke organisaties: ze gaan eens naar een festival, ze doen mee aan een project, maar daar blijft het bij. Mij maakt dat niet zoveel uit, het gaat mij erom dat er een gesprek plaatsvindt over wat het betekent om mens te zijn en samen te leven. En dat we daar - of we nu uit de humanistische of de christelijke traditie komen - een taal voor hebben, zodat we niet weerloos staan tegenover het neo-liberale denken, dat vooral het ego op de troon zet.”

Van Praag zag de bestrijding van het nihilisme als de belangrijkste opgave. Na de Tweede Wereldoorlog, waarin massa’s zich hadden laten meeslepen door een ‘demonische’ ideologie, moest het humanisme een alternatief bieden. Maar wat is nihilisme?

“Ik denk dat Van Praag zou zeggen: niet zelfstandig een levensvisie kunnen hanteren. Je laten meevoeren door wat dan ook. Waarbij het er niet om gaat dat iedereen een doordachte, eigen wereldbeschouwing moet kunnen formuleren, maar wel dat je een geleefde moraal hebt, gestoeld op ervaringen van mens-zijn. Zet je daarentegen alle kaarten op je eigen vrijheid, dan beweeg je je in de richting van het nihilisme waar het humanisme nu juist tegenwicht aan wilde bieden.”

Wie is Brecht Molenaar?

Brecht Molenaar (Amersfoort, 1965) was twintig jaar humanistisch geestelijk verzorgster. Ze doceert zorgethiek aan het vrijzinnige opleidingsinstituut OVP en is actief bij de stichting Presentie en de stichting Waardenwerk. Onlangs rondde ze de master Zorgethiek en Beleid af en ze werkt met hoogleraar Andries Baart aan een boek over het begrip ‘presentie’ in de zorg.

zaterdag 30 juni 2018

Vrije wil

Waarom filosofe Lieke Asma het opneemt voor de vrije wil


Petra Modderkolk
© Kwennie Cheng
Heeft de mens een vrije wil? Veel wetenschappers zeggen van niet. Maar de vrije wil is geen illusie, stelt filosofe Lieke Asma. Ze promoveerde deze week op het onderwerp.
De vrije wil heeft het niet makkelijk. Waar filosofen zich eeuwenlang het hoofd over de materie braken, meende de neurowetenschap de kwestie in korte tijd te beslechten. Onze hersenen nemen een beslissing voordat we ons daarvan bewust zijn, zo klinkt het. Het líjkt alleen maar alsof we zelf beslissen. Het lijkt een breed gedragen consensus: vrije wil is een illusie. En daar bleef het niet bij, de aanval kwam vervolgens ook van de psychologie. Die zegt: we zijn kansloos tegen invloeden van buitenaf.
Als we niet vrij over onze handelingen kunnen beslissen, zijn de gevolgen niet gering. Ligt ons karakter al vast bij onze geboorte? Leidt dit ertoe dat we ons niet meer verantwoordelijk voelen voor onze daden? Uit onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat studenten meer geneigd zijn af te kijken als ze minder in eigen verantwoordelijkheid geloven.
Maar met het oordeel van de wetenschap is het debat allerminst uitgespeeld. Filosofe Lieke Asma (1984) promoveerde deze week. Haar conclusie: de vrije wil is géén illusie. Niet onze hersenen bepalen voor ons. En ook als prikkels van buitenaf ons beïnvloeden, sluit dat niet uit dat we vrij en bewust handelen, stelt Asma.

Onderzoeksproject

Asma's promotieonderzoek maakt deel uit van het onderzoeksproject 'Science beyond scientism' aan de VU. Van sciëntisme bestaan verschillende definities, legt Asma uit. "Globaal is het de overtuiging dat alleen wetenschap, empirisch onderzoek, ware kennis kan opleveren. Filosofie zou dat niet kunnen en ook het gezond verstand niet. Deze opvatting leeft niet overal, maar is vaak impliciet aanwezig, ook bij leken. Veel mensen denken: filosofie is wel leuk, maar levert dat nou kennis op? Als we iets echt willen weten, zo klinkt het dan, moeten we naar de exacte wetenschap kijken. Die heeft veel andere vragen beantwoord. Het idee is dat wetenschap dat ook kan doen voor de vrije wil."
Terwijl het volgens Asma juist misgaat door gebrek aan kruisbestuiving tussen neurowetenschappers en filosofen. "Ik vind het jammer dat er weinig uitwisseling is, je spreekt toch een beetje een andere taal. Als je onderzoek doet, moet je dat doen op basis van de juiste aannames." En daar schort het volgens haar aan bij de neurowetenschappers. "Filosofie gaat over de vraag wát de vrije wil eigenlijk is. Pas als je daar goed over hebt nagedacht, kun je onderzoek doen met definities die beter zijn onderbouwd."
De bekendste aanval op de vrije wil kwam begin jaren tachtig van neurowetenschapper Benjamin Libet. Hij instrueerde proefpersonen om op een knop te drukken als ze de drang voelden dat te doen. Wat bleek: nog voordat ze bewust waren van de aandrang om te bewegen, was er al activiteit zichtbaar in hun hersenen. Uit dit experiment trekken neurowetenschappers de conclusie dat onze beslissingen al zijn genomen in de hersenen en dat we ons er pas later bewust van worden.
Die conclusie gaat echter niet op, vindt Asma, want Libet en andere wetenschappers na hem doen volgens Asma onderzoek naar de vrije wil op basis van een verkeerde definitie. "Ze hanteren de opvatting dat er voor vrije wil geen enkele oorzaak mag zijn voor wat je doet. Er mag geen enkele reden zijn om te handelen, dat moet spontaan als je de drang voelt. Met mijn proefschrift wil ik laten zien dat wetenschappers aannames doen over vrije wil waar geen goede argumenten voor zijn."
Die verkeerde definitie van de vrije wil leidt volgens Asma tot een verkeerde setting van het experiment van Libet. "In het experiment laten ze alle dingen weg waarover mensen zouden kunnen reflecteren of waar ze intenties over zouden kunnen hebben. Er is geen enkele reden om de knop op een bepaald moment in te drukken. Dat moeten ze totaal spontaan doen. Vervolgens vinden wetenschappers hersenactiviteit en zeggen ze dat de hersenactiviteit de handeling heeft veroorzaakt. Maar er zijn ook geen rédenen die de handelingen kunnen veroorzaken. Er blijft geen oorzaak over behalve die hersenactiviteit."

© Kwennie Cheng

Met een reden

De filosofie heeft een ander uitgangspunt voor de vrije wil. "Voor een vrije handeling zijn meerdere voorwaarden nodig, maar filosofen zeggen: een handeling is vrij als je er een reden voor hebt en redenen tegen elkaar kunt afwegen. Bijvoorbeeld: ik heb zin in brood, dus loop ik naar de supermarkt. Of ik neem een baan in het buitenland omdat dat goed is voor mijn carrière. In het experiment ontneemt Libet zijn proefpersonen de kans om te reflecteren en te handelen op basis van redenen. Mijn belangrijkste punt is dat Libet het onmogelijk maakt om te laten zien dat mensen vrij zijn."
Daar komt volgens Asma bij dat het niet altijd nodig is om een afweging te maken voor een bepaalde handeling. Zelfs als er hersenactiviteit aan een bewuste handeling voorafgaat sluit dat niet uit dat een bewuste intentie een rol heeft gespeeld, beargumenteert ze. Bijvoorbeeld: je hebt ooit een bepaalde baan geaccepteerd (een bewuste afweging) en daarvoor moet je 's ochtends de deur uit. "Als je iets elke dag doet, zoals je schoenen aantrekken, hoef je niet af te wegen hoe je dat gaat doen. Je bent gewoon klaar om te vertrekken. Misschien zou een hersenwetenschapper kort daarvoor activiteit in mijn hersenen meten en zien dat ik mijn schoenen ga aandoen. Maar die handeling is nog steeds intentioneel."
Maar hoe zit het dan met beïnvloeding van buitenaf? Marketing en reclame maken dankbaar gebruik van inzichten uit de psychologie. Sommige wetenschappers uit die hoek zeggen dat 95 procent van ons aankoopgedrag onbewust is. Asma beargumenteert dat onbewuste beïnvloeding de vrije wil niet altijd in de weg staat. De invloed van buitenaf heeft vaak alleen effect op hóe je de handeling precies uitvoert. Je loopt bijvoorbeeld een half uur eerder naar de supermarkt door de geur van vers brood, maar je loopt nog steeds intentioneel naar de supermarkt. "Je kunt beïnvloed worden, bijvoorbeeld om een duurder product te kopen. Dat doe je volgens mij nog steeds intentioneel, als je thuiskomt denk je niet 'ik heb het verkeerde blik gepakt'. De vraag is ook of beïnvloeding een probleem is voor vrije wil. Je kunt voorbeelden noemen van dingen waarbij je beïnvloed bent maar waar je wel volledig achterstaat", zegt Asma.

Zelfcontrole

"Wel kun je door onbewuste beïnvloeding een probleem met zelfcontrole krijgen. Dat je iets doet wat je niet wil doen. Bijvoorbeeld als je een zak wortels wilde kopen maar een zak Mars ziet liggen en die dan meeneemt. Natuurlijk kunnen we gemanipuleerd worden, het probleem is niet dat die manipulatie onbewust is, maar dat je gepusht wordt in een zelfcontroleprobleem. Je kunt dan echter nog steeds een bewuste beslissing nemen.
"Problematisch wordt het pas als je echt niet doorhebt wat je aan het doen bent. Bijvoorbeeld als mijn keuze voor een politiechef wordt ingegeven door een onbewust vooroordeel dat mannen daar meer geschikt voor zijn, terwijl ik expliciet vind dat mannen en vrouwen even geschikt zijn. Er is discussie in hoeverre we verantwoordelijk zijn voor onze onbewuste vooroordelen. Sommige mensen zeggen: er is nu zoveel over bekend, je zou nu toch moeten weten dat je vooroordelen hebt. Dat is een veel groter probleem dan dat je af en toe getriggerd wordt om een bepaalde keuze te maken."
Asma pleit voor meer samenwerking tussen filosofie en andere wetenschappen. "Er zijn zeker neurowetenschappers die openstaan voor filosofisch perspectief, steeds meer." Met meer interactie tussen disciplines kunnen zij experimenten opzetten die wel een geschikte bijdrage aan het debat leveren. Dan moeten ze wellicht wel accepteren dat hun conclusies genuanceerder worden. "Het is natuurlijk makkelijker om te zeggen: vrije wil bestaat niet. De filosofie maakt er wel een complexer verhaal van."


woensdag 28 maart 2018

Natuur is een westers concept.

Natuur is een westers concept'


Timothy Morton wil nadenken over ecologie door cultuur en natuur niet tegenover elkaar te stellen, maar ze juist te bundelen. © colourbox
Het denken over ecologie wordt er beter van als de geijkte tegenstelling tussen natuur en cultuur achterwege blijft, stelt Timothy Morton in zijn nieuwe boek. Het begrip 'natuur' kan in de prullenmand.
De Britse filosoof Timothy Morton komt een week te laat. Want de Boekenweek - met als thema 'natuur' - is net afgelopen. Dat is jammer, want een van de meest tegendraadse denkers van dit moment had ons brave, literaire natuurbeeld flink op z'n kop kunnen zetten. Morton is hoogleraar aan Rice University in Houston en publiceerde verscheidene geruchtmakende boeken over ecologie. Zijn werk inspireert kunstenaars als Björk en Olafur Eliasson. Denker des Vaderlands, René ten Bos stelt dat "Morton in de filosofie als geen ander het hele concept 'natuur' naar de prullenmand heeft verwezen".
Hoe moeten we dit begrijpen? Laten we eens kijken naar waarschijnlijk de bekendste Nederlandse regels over natuur, geschreven door de dichter J.C. Bloem:
Natuur is voor tevredenen of legen. En dan: wat is natuur nog in dit land? Een stukje bos, ter grootte van een krant. Een heuvel met wat villaatjes ertegen.
Net als Bloem vatten wij natuur meestal op als een gebied waar je naartoe kunt om te wandelen, tot rust te komen. Volgens René ten Bos is het belangrijk dit traditionele beeld van de natuur naar de prullenmand te verwijzen. "Zolang we natuur blijven beschouwen als iets anders om van te genieten of om van te profiteren, of om je zoals Bloem aan te ergeren, houden we een functionele kijk op natuur."

Descartes

Om uit te leggen hoe we aan die functionele kijk zijn gekomen, grijpt Ten Bos terug op de Franse filosoof René Descartes, die geest of innerlijk plaatst tegenover het lichaam of de materie. "Sindsdien vatten wij die materie op als iets dat geen innerlijkheid heeft en geen handelingsvermogen. Descartes beschouwt dieren als automaten die geen pijn kunnen hebben. De biologie gaat er nog steeds vanuit dat wat een dier doet een functie heeft. Een dier kan nooit lol hebben of verdriet. Wie zo denkt, kan een dier ook van alles aandoen. Morton bestrijdt dat denken."
Om onze houding tegenover de natuur te veranderen, moeten we volgens Morton eerst onze opvatting van natuur veranderen. Ten Bos: "Daarom pleit Morton voor een ecologisch denken zonder gebruik te maken van het woord 'natuur'. Een van zijn boeken heet dan ook 'Ecology without nature'. Morton wil nadenken over ecologie zonder cultuur en natuur tegenover elkaar te stellen, maar ze juist te bundelen. Als je ze bundelt, kun je net zo goed zonder het hele concept."
Denken over ecologie zonder de termen natuur en cultuur is minder bizar dan het lijkt. "Natuur is een Westers concept", zegt Ten Bos. De Franse antropoloog Philippe Descola deed veel onderzoek in het Amazonegebied, vooral in Peru. Hij schreef daarover 'Par-delà nature et culture', in het Engels vertaald als 'Beyond Nature and Culture'. Voor Descola was natuur nooit iets wat buiten het dorp lag, maar gewoon iets wat binnen het dorp verderging. Hij kende de grenzen tussen natuur en cultuur niet."
Natuur is niet iets voor tevredenen of legen, natuur zijn wijzelf. "Morton wijst er graag op, dat ons lichaam een biotoop is, een ecologisch systeem met miljarden bacteriën, die met elkaar interacteren, maar ook met wat buiten jou is. Het onderscheid tussen natuur en cultuur bestaat niet. Houd er dan ook mee op er zo over te spreken."

Hyperobjecten

Stel dat we erin zouden slagen die woorden uit ons denken te verbannen, wat zouden we daar dan mee kunnen bereiken? "Bijvoorbeeld dat we niet langer tegen ecologische rampen kijken als somewhere out, maar als rampen die ons van binnen raken en waarin we worden meegezogen."
"Wanneer wij praten over ecologische rampen als het uitsterven van diersoorten, de plastic soep, het smelten van de Noordelijke IJszee, hebben we het over zulke bizar grote onderwerpen dat we ze eigenlijk niet eens goed kunnen zien. Morton spreekt daarom graag over hyperobjecten."
Nu moeten we oppassen, want als we rampen niet kunnen zien, kunnen we ze makkelijk ontkennen. Dat doet Morton niet. Ten Bos: "Wij verhouden ons tot dit soort ecologische rampen anders dan tot een lantaarnpaal met een heg erachter, waar ik langs kan lopen, naar kan kijken, die ik kan aanraken. Uitsterven, opwarmen, smelten - dat soort begrippen onttrekt zich grotendeels aan onze waarneming, daar zitten we middenin."

Waar of onwaar

Gevolg is wel dat de wereld minder duidelijk wordt: natuur versus cultuur, hier versus daar, binnen versus buiten. Zulke onderscheidingen scheppen een kader dat je mist als je ergens middenin zit.
Ten Bos: "Het denken van Morton betekent dat we de gedachte moeten opgeven deze verschijnselen echt te kunnen begrijpen. Hier is geen sprake van waar of onwaar, vandaar dat wetenschappers steeds meer denken in termen van scenario's, probabiliteit - waarschijnlijkheid."
Na de tegenstelling cultuur-natuur raken we nu ook de tegenstelling waar-onwaar kwijt. Dwalen we zo niet steeds verder af? Wat levert dit denken de mensheid op?
"Als we beseffen dat niemand de waarheid in pacht heeft, worden we minder moralistisch. In literatuur die ecologische catastrofes voorspelt, heerst meestal een waarheidsregime: huidig beleid leidt tot de ondergang van de planeet. Morton keert zich hiervan af, zijn ideeën over ecologie zijn anti-apocalyptisch. Ecologie wordt anders, hij spreekt over een 'duistere ecologie'. Hoe anders weten we niet, kunnen we ook nog niet te weten komen, daarvoor vervalst ons denken de werkelijkheid te veel, nemen we te beperkt waar, en zijn wij te veel bij de wereld betrokken om dit te zien."

zondag 25 maart 2018