De kunst van het goed ouder worden ........
Wij missen een cultuur van
goed ouder worden
Hoe kun je
goed ouder worden? Niet door te doen alsof je jong blijft. Kijk naar Goethe.
Hij gold op hoge leeftijd als een levenskunstenaar....
Door Joep
Dohmen 8 mei 2010
Het is
eigenlijk gek, maar in de loop van de geschiedenis zijn er maar twee boeken
over ouderdom geschreven door filosofen: De senectute van Cicero (44 v. Chr.)
en het prachtige La vieillesse (1970) van Simone de Beauvoir. Beide boeken zijn
vertaald als De ouderdom en hebben door hun leesbaarheid de tand des tijds
glansrijk doorstaan. Verspreid over meer dan tweeduizend jaar verscheen er
bovendien een aantal stevige tractaten over ouder worden, onder meer van
Seneca, Montaigne, Schopenhauer en Jacob Grimm. Ten slotte ligt er in allerlei
moraalgeschriften een ware schat aan filosofische opmerkingen over ouder worden
verscholen.
Wat zijn de
grote lijnen die wij nu in deze geschiedenis kunnen onderscheiden? Vanuit een
ideehistorisch perspectief kunnen ten minste drie accenten worden aangebracht
in het denken over ouder worden:
de overgang
van een levenskunstperspectief – ouder worden, hoe doe je dat? – in de
klassieke Oudheid naar een christelijke levenshouding, die inzet bij Augustinus
en sterk gericht is op onthechting en vergeestelijking;
de overgang
naar een moderne houding van beheersing en controle sedert Descartes;
ten slotte
de overgang naar een laatmodern, existentieel perspectief, waarin ouderen
geacht worden op hun eigen manier oud te worden.
Daarnaast
zien we een aantal dominante, elkaar geregeld afwisselende thema’s, zoals
metaforen van de ouderdom, de dood als classic, pessimisme versus optimisme,
het verband tussen tijd en identiteit, het onderscheid tussen de mannelijke en
de vrouwelijke levensloop, de vraag naar de samenhang van ons leven, en ten
slotte het thema van de levenskunst.
Van het
ouder worden vinden we allerlei treffende verbeeldingen, zoals het binnenhalen
van de oogst, het strijken van de zeilen of het naderen van de eindstreep. Montaigne
maakt er geen punt van dat hij last heeft van nierstenen, want op oudere
leeftijd krijg je nu eenmaal ‘een lekkend dak’. De ouderdom wordt vaak
vergeleken met wijn die beter of slechter wordt van kwaliteit naarmate de jaren
verstrijken. Jacob Grimm: ‘Net als oude wijn worden bejaarden makkelijk zuur,
maar niet elke oude wijn verzuurt.’
De dood
Van Plato tot en met Heidegger en De Beauvoir is er veel nagedacht over de dood. Waarom was er voorheen minder belangstelling voor het ouder worden en meer aandacht voor de dood? Een belangrijke reden was dat de dood veel meer dan tegenwoordig op alle leeftijden toesloeg en daarmee een belangrijke rol speelde in elk denken aan de toekomst. Over het ouder worden zelf lopen de meningen sterk uiteen: van extreem somber, via berustend en aanvaardend naar opgewekt tot uiterst vitaal.
Van Plato tot en met Heidegger en De Beauvoir is er veel nagedacht over de dood. Waarom was er voorheen minder belangstelling voor het ouder worden en meer aandacht voor de dood? Een belangrijke reden was dat de dood veel meer dan tegenwoordig op alle leeftijden toesloeg en daarmee een belangrijke rol speelde in elk denken aan de toekomst. Over het ouder worden zelf lopen de meningen sterk uiteen: van extreem somber, via berustend en aanvaardend naar opgewekt tot uiterst vitaal.
Scepsis over
de ouderdom als een periode van fysiek verval en mentale aftakeling is van alle
tijden. In zijn Ethica Nicomachea geeft Aristoteles een vernietigend oordeel
over ouderen. Volgens hem ‘denken ze iets, maar weten ze niets’. Dat komt
doordat ze in hun eigen leven zoveel stomme fouten gemaakt hebben en intussen
zo vaak bedrogen zijn. Ouderen zijn kwaadaardig, achterdochtig en wantrouwig
omdat het leven hen diep vernederd heeft. Hun gekanker is pure wraak voor alle
vernedering.
Na
Aristoteles leggen ook De La Rochefoucauld, Rousseau en vooral Schopenhauer
bittere getuigenissen af over het ouder worden. De Franse moralist De La
Rochefoucauld: ‘De ouderdom, dat is de hel voor de vrouw!’ Hoe ouder hij wordt,
hoe meer Rousseau eraan twijfelt of zijn leven niet volkomen mislukt is.
Schopenhauer gaat nog een stap verder: ‘Als je jong bent en er wordt aan de
deur geklopt, denk je: ha, wie zal dat zijn? Als je oud bent en er wordt aan diezelfde
deur geklopt, denk je: wat krijgen we nou?
Ouder worden
is een gestaag proces van desillusionering. Ons leven lijkt volgens
Schopenhauer op een geborduurde lap. Gedurende het eerste deel zie je het
glanzende borduursel, de tweede levenshelft kijk je tegen de onderkant aan. De
ouder wordende mens ontdekt het boerenbedrog van de wereld: geluk bestaat niet.
Positieve
geluiden
Je zou bijna levensmoe worden als er niet andere grote denkers waren opgestaan die een veel positievere voorstelling van zaken geven. De Romeinse denker Cicero breekt juist een lans voor de ouderdom. Hij verzet zich tegen de aristocratische moraal van eer en strijd.
Je zou bijna levensmoe worden als er niet andere grote denkers waren opgestaan die een veel positievere voorstelling van zaken geven. De Romeinse denker Cicero breekt juist een lans voor de ouderdom. Hij verzet zich tegen de aristocratische moraal van eer en strijd.
Ouder worden
is volgens hem een eigen levensfase met eigen specifieke kwaliteiten. Oudere
mensen worden weliswaar geleidelijk fysiek zwakker, maar hun wijsheid en
gerijpte oordeel maken hen uitermate geschikt voor bestuur en beleid. Elk ouder
wordend mens doet er goed aan de schat aan eigen ervaringen te koesteren en de
verworven levenswijsheid verder uit te bouwen.
Tweeduizend
jaar geleden stak Cicero al de draak met die mensen die zonder enig zelfrespect
uit alle macht ‘jong’ wilden blijven, dat wil zeggen: onervaren, onwetend,
onbesuisd, kortom: beginnelingen. Laten de ouderen liever proberen een lichtend
voorbeeld te zijn voor de jeugd. Bovendien zijn ouderen zeer geschikt en graag
bereid om te zorgen voor anderen. Dat is een opwekkend geluid in een tijd
waarin ouderen in de media niet zelden afgeschilderd worden als demente sukkels
en zorgbehoeftigen.
Andere
denkers die een positief beeld schetsen, zijn Seneca, Petrarca en Montaigne,
maar de ware pleitbezorger van het goed ouder worden is zonder twijfel de
Duitse romanticus Goethe. Ouder worden was een feest voor de 80-jarige Johan
Wolfgang. Goethe studeerde en reisde nog op hoge leeftijd, zocht graag het
gezelschap van jonge mensen op – vooral van vrouwen – en maakte indruk op hen
met zijn humor en kennis. Kijk, zo’n voorbeeld stemt aanmerkelijk hoopvoller
dan het gemor van al die piskijkers.
Natuurlijk
was Goethe niet blind voor de gebreken van de oude dag, maar hij is
vastbesloten om datgene wat hem mocht toevallen, op dezelfde manier als veel
andere dingen te ervaren en te doorgronden: ‘Wat je hebt meegemaakt, moet je
weten te waarderen, het meest als nadenkend mens op hoge leeftijd.’ Voor Goethe
betekende ouder worden, in navolging van Cicero, een nieuwe fase met eigen
mogelijkheden. Eindelijk is hij vrij van de meeste dwalingen uit zijn jeugd.
Hij voelt zich bevrijd van de verplichtingen die het werkzame leven aan hem
oplegde. Eindelijk kan hij tijd vrijmaken voor zijn vrienden en met hen
genieten van de investeringen die hij eerder in zijn leven heeft gedaan. Ook
als 80-jarige bleef Goethe op zoek naar nieuwe perspectieven op de wereld en
naar nieuwe mogelijkheden om zichzelf uit te drukken.
Goethe was
een typische representant van het romantisch expressivisme. Dit gedachtengoed
werkt via Nietzsche, Kierkegaard en de existentialisten van de 20ste eeuw sterk
door in onze hedendaagse ervaring van ouder worden. De oproep luidt: ‘Word wie
je bent.’ Ouder worden betekent dat wij geen garanties hebben voor een eeuwig
voortbestaan. Het betekent ook dat er geen blauwdruk bestaat voor de invulling
van onze levensloop. We zullen die zelf moeten uitvinden.
In zijn
veelgelezen boek Het nieuwe ouder worden (2006) beschrijft Jan Baars, een van
de grondleggers van de kritische existentiële gerontologie, de zogenoemde
‘paradox van de steeds jongere oudere’. In onze dynamische marktmaatschapij
worden mensen op steeds jongere leeftijd als oudere of zelfs ronduit als oud
bestempeld. Tegenwoordig ligt de grens al rond de 40, en die lijkt almaar
verder omlaag te gaan. Tegelijk worden steeds meer mensen dankzij de verbeterde
levensomstandigheden steeds ouder. Dat betekent dat we tegenwoordig in principe
van ons 40ste tot ons 85ste jaar ouder zijn. Hoe gaan wij dan om met deze
tweede levenshelft? Hoe stellen wij ons dat eigenlijk voor: het nieuwe ouder
worden?
Eeuwig jong
In onze westerse cultuur zijn veel mensen eerst en vooral ziende blind. Ze kijken weg van hun eigen ouder worden en willen liefst eeuwig jong blijven. De markt die feilloos inspeelt op dat verlangen naar jeugdige schoonheid, is inmiddels nauwelijks meer te overzien. Bovendien is er de hoop op de medische wetenschap en medische technologie die ons zo lang en goed mogelijk gezond en sterk probeert te houden. Met die hoop is op zichzelf niets mis, ware het niet dat zij de ware aard van het probleem verhult: we zijn bang voor de dood.
In onze westerse cultuur zijn veel mensen eerst en vooral ziende blind. Ze kijken weg van hun eigen ouder worden en willen liefst eeuwig jong blijven. De markt die feilloos inspeelt op dat verlangen naar jeugdige schoonheid, is inmiddels nauwelijks meer te overzien. Bovendien is er de hoop op de medische wetenschap en medische technologie die ons zo lang en goed mogelijk gezond en sterk probeert te houden. Met die hoop is op zichzelf niets mis, ware het niet dat zij de ware aard van het probleem verhult: we zijn bang voor de dood.
Intussen
missen wij een brede cultuur van goed ouder worden. We hebben geen agenda voor
onze tweede levenshelft, en rommelen ons zo goed en zo kwaad als het gaat naar
het einde. Maar dat is geen levenskunst. Levenskunst betekent allereerst onder
ogen zien dat we eindige en kwetsbare wezens zijn en dat betekent: afscheid
nemen van dat dwaze forever young. Jong zijn is een beginneling zijn, en je
kunt alleen een gevorderde willen zijn.
Vervolgens
is het zinnig om oog te hebben voor de samenhang in je leven. ‘Het ontbreekt
onze samenleving aan een concept van het leven als een geheel’, zei Erik
Erikson. Dat is inderdaad een hachelijke notie, want ons leven is nu eenmaal
geen gemakkelijke eenheid. Integendeel. We zijn geen mensen uit één stuk. Die
staan alleen op het toneel, en het zijn meestal vreselijke mensen. Maar
intussen is het wel zaak om te blijven nadenken over waar je vandaan komt en
waar je naar op weg bent. De vraag is dus welke oriëntatie je kiest in jouw
leven. Bovendien hebben Goethe en Nietzsche laten zien dat ouder worden ook
inhoudt dat je de echecs uit het verleden kunt repareren.
Ten derde
betekent ouder worden oog hebben voor de samenhang van jouw leven met dat van
anderen. Onze neoliberale moraal van zelfbeschikking en niet-inmenging is veel
te defensief. We zijn veel te bang voor paternalisme en dat de ander over ons
de baas zal spelen. We kunnen beter uitzoeken wat we voor de ander kunnen
betekenen en meer verantwoordelijkheid voor elkaar nemen. Laten we niet worden
als diegenen die even weinig oog hebben voor hun voorgeslacht als voor hun
nageslacht, omdat ze koste wat het kost zelf aan de top willen eindigen – waar
het altijd koud en eenzaam is.
Ten slotte
moeten wij de kunst van het sterven opnieuw leren, een vroegchristelijke en
middeleeuwse kunst: ars moriendi. Wij zijn heel erg slecht in het aanvaarden
van de eindigheid, terwijl alles maar dan ook werkelijk alles in ons leven
eindig is: de kindertijd, het ouderschap, de liefde, vriendschap, kennis, werk,
geld en zelfs roem. Dat betekent voortdurende rouwarbeid en de kunst van het
opnieuw beginnen.
Aan het
werkelijke levenseinde staat de dood. Wie willen we geweest zijn? Wat willen we
aan onze geliefden, aan andere mensen, aan de aarde nalaten? Als we weten
waarom we geleefd hebben, kunnen we ons des te beter verzoenen met de dood.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten