maandag 26 oktober 2015

Je zou het van moralisme bijna barstende Nederland wat ontspanning wensen

Ger Groot − 25/10/15, 22:52
© Flickr/Orse.
Ergens in een verdwaalde krant lees ik dat de Noorse televisie in 2003 een acht uur durende uitzending maakte van de treinreis Oslo-Bergen, gezien vanuit de cabine van de machinist. 'Slow'-televisie voor gehaaste en gestresste mensen - en tegelijk iets wat zich goed met een land als Noorwegen associëren laat. Je ziet er vanzelf kalme houthakkerstypen bij, in een land van ruisende bossen met een schoon milieu.
Geen wonder dat zo'n uitzending goed viel in een land dat wel modern is maar het contact met 'slow nature' nog niet helemaal is kwijtgeraakt.

Die laatste conclusie werd in het stuk niet expliciet getrokken. Ik dacht haar er onwillekeurig bij. Maar bijna op hetzelfde moment kwam mijn herinnering de vanzelfsprekendheid verstoren. Want dergelijke uitzendingen waren in 2003 bepaald niet nieuw. Ik moet ze - denk ik - al in de jaren '80 hebben gezien. Op de Nederlandse televisie werden ze uitgezonden in de nachtelijke uren. En ook zij waren een, zij het kortstondig, succes.

Eén ding doorkruiste mijn logica echter gevoelig. De gefilmde treinreizen uit die jaren kwamen helemaal niet uit Noorwegen. Aanvankelijk lieten ze voornamelijk schilderachtige tochtjes zien door het Zwitserse of Duitse hooggebergte. Later verdween zelfs dat natuurschoon en toonden ze banale plattelands- of zelfs industriestreken. Een paar uur met een boemetje van, pak weg, Duisburg naar Osnabrück. Rustgevend was het wel.
  •  
    Hoe minder we weten van een land, des te sneller beschouwen we de eerste de beste indruk als kenmerkend.
Idealistische filosofen
Maar zou ik daaruit moeten concluderen dat Duitsers dus kennelijk net zo'n rustieke hang naar kalmte en bespiegeling zouden hebben als de Noren? Idealistische filosofen, waarvan dat land er altijd veel heeft gehad, zouden het waarschijnlijk graag denken. Maar één blik op het Ruhrgebied of het zakencentrum van Frankfurt verjaagt die droom. En dus vind ik dat soort filmpjes automatisch een stuk minder typerend voor Duitsland dan voor Noorwegen, dat ik alleen maar ken van bosrijke posters in reisbureaus.

Hoe minder we weten van een land, des te sneller beschouwen we de eerste de beste indruk als kenmerkend. Bij mensen gaat dat precies zo. Wanneer ik als part-time allochtoon in Spanje ben, staat alles wat ik doe automatisch in het licht van mijn Nederlanderschap. Ben ik stipt op tijd bij een afspraak, dan is dat een teken van mijn noordelijke precisie. Ga ik boodschappen doen met een meegenomen tas, dan ben ik een milieubewuste Nederlander. Ga ik vroeger naar bed dan de nachtbrakende Spanjaard, dan wreekt zich mijn calvinistische inborst.
Calvinist
Niets maakt het uit wanneer ik zeg helemaal geen calvinist te zijn, dat Nederlanders niet zo vreselijk stipt zijn, en trouwens ook niet zo milieubewust. Na jaren van tegenspraak heb ik me er maar bij neergelegd dat er in weerwil van mijn uitgesproken feminisme-scepsis nog altijd een waas van vrouwvriendelijke progressiviteit om mij hangt.

Wanneer ik in eigen land kranten en columnisten lees, hoor ik over dat soort mechanismen veel ophef, verontwaardiging en protest opklinken. Racisme, xenofobie, sexisme: het kan allemaal niet op - ook al zijn de aanstootgevende symptomen in hun alledaagsheid nauwelijk het vermelden waard. Vreemd genoeg maakt die alledaagsheid ze juist tot een wereldprobleem. Want je zult er maar op elk moment van de dag mee geconfronteerd worden. Tja, dat is zo - daar kan ik van meepraten.
  •  
    Je zou het van moralisme bijna barstende Nederland graag wat meer gevoel voor betrekkelijkheid en ontspanning toewensen.
Generalisaties
Maar laten we de zaken niet erger maken dan ze zijn. De meeste van die generalisaties en snelle oordelen zijn simpelweg de producten van de manier waarop onze geest werkt. Dat geld voor die van mij - die Noren stereotypeert en zich tegelijkertijd zelf Nederlands gestereotypeerd ziet worden, net zo goed als voor die van de ophefmaker die achter elke 'vanzelfsprekendheid' de schaduw ziet van de racist, de sexist, enzovoort.

Ja, die laatsten bestaan. Maar ze zijn zeldzamer dan de verontwaardigingsdrang die ze zo graag op heterdaad zou betrappen veelal denkt. Van de weeromstuit ziet hij daardoor overal wandaden en kwaadaardigheid. En maakt zich zo - ironisch genoeg - zelf schuldig aan wat hij aanklaagt door elke toevalligheid met een boze vinger na te wijzen.

Je zou het van moralisme bijna barstende Nederland graag wat meer gevoel voor betrekkelijkheid en ontspanning toewensen. Misschien zou een rustgevende treinreis op de slow-tv helpen. Niet Noors of Duits, maar gewoon van Zwolle naar Leeuwarden, liefst met de nodige vertragingen. Hoe langer hij duurt, des te leger en kalmer het in het hoofd wordt. Daar kan de NS vast wel voor zorgen.

zaterdag 17 oktober 2015

Twijfel

Het voordeel van de twijfel

Leonie Breebaart − 15/10/15, 10:37
© Jenna Arts.
Scepsis is eindexamenonderwerp van het vak filosofie. Tot dat eindexamen, mei volgend jaar, stellen Nederlandse denkers daarom bij tal van onderwerpen de vraag: Hoe weet je dat eigenlijk? Een serie over het voordeel van de twijfel.
  • Voorafgaand aan het eindexamen vwo, dat mei volgend jaar begint, publiceert Trouw vanaf vandaag elke twee weken een aflevering van de serie 'Hoe weet je dat eigenlijk?'. Die vraag leggen we steeds een andere filosoof voor. Daarbij komen de volgende terreinen aan bod: gezondheidszorg, kunst, media, politiek, liefde en seks, techniek, natuur, wetenschap, religie, economie, en identiteit.

    In de eerstvolgende aflevering van donderdag 29 oktober legt Ton Derksen uit waarom de Nederlandse rechtspraak zijn sceptische vragen nodig heeft: "Politiemensen en juristen maken elementaire denkfouten die hun brein hen automatisch meegeeft." Door zulke denkfouten zit de Turkse zakenman Hüseyin Baybasin, die in 2002 tot levenslang werd veroordeeld, onschuldig vast, zegt Derksen.
Opinies, beweringen, pleidooien: we horen en lezen er dagelijks een heleboel, en lang niet alleen in de krant. Over handelsmissies bijvoorbeeld, over de aankoop van twee Rembrandts of over ruziënde gelovigen.

Als moderne burgers willen we graag meepraten over kwesties die het nieuws halen. Maar het vervelende is, dat de vragen die we eerst beantwoord zouden willen zien om te kunnen meedenken vaak helemaal niet aan bod komen. Hoe weet je wat kunst is? Moet de economie altijd maar doorgroeien? Is het wel gezond om bezig te zijn met je gezondheid? Hoe weet je dat God bestaat?

Zulke vragen klinken misschien kinderlijk, of zelfs een beetje dom, maar als we er nooit bij stilstaan, verliezen we gemakkelijk onze interesse in het debat. Het lijkt dan alsof 'iedereen maar wat roept' of juist dat 'elke mening respect verdient'.

Deugd
Toch valt er over al die botsende meningen best iets te zeggen: ze kunnen goed of juist slecht onderbouwd zijn. Vaak is er niet lang nagedacht over de 'domme vraag' die zogenaamd vanzelf spreekt en die daarom door niemand meer wordt gesteld. Om die naar boven te halen zouden we vaker kunnen vragen: 'Hoe weet je dat eigenlijk?' Anders gezegd: durven twijfelen.

Twijfelen is een deugd, want het leidt ertoe dat we even stilstaan voor we naar het antwoord rennen. Het is ook een deugd die training vraagt, en nergens wordt voor die training zo consequent de tijd genomen als in het filosofieonderwijs. Stilstaan, vragen stellen, nadenken, argumenteren: dat leert een scholier die voor dat vak heeft gekozen.

Met ingang van dit schooljaar worden middelbare scholieren nog extra gekneed in die kunst, want het eindexamenonderwerp in het filosofieonderwijs is de komende jaren: 'scepsis', aan de hand van het leerboek 'Het voordeel van de twijfel' van Tim De Mey.

Trouw sluit tot dat eindexamen aan bij het thema 'scepsis' met een reeks artikelen, die de kunst van het twijfelen demonstreren aan de hand van actuele onderwerpen. Daarbij komen heel verschillende terreinen aan bod: van de rechtspraak tot liefde en seks en van techniek tot het godsgeloof. Op al die gebieden zullen Nederlandse filosofen hun sceptische vragen afvuren: 'Hoe weet je dat techniek ons vooruithelpt?' En: 'Hoe weet je wat echte liefde is?'
  •  
    De filosoof prikt net zo lang in het rotte hout van onze zekerheden tot hele verdiepingen naar beneden komen
Radicale scepsis
Over het nut van scepsis zullen filosofen niet snel twijfelen: die is de motor van de wijsbegeerte. De markantste filosofen uit de Europese geschiedenis, zoals Socrates, René Descartes en Immanuel Kant, danken hun roem aan de radicale scepsis waarmee ze ideeën onderuithaalden waarop eeuwenlang braaf was voortgebouwd.

Socrates stelde jonge Atheense mannen zulke scherpe vragen dat ze wel moesten toegeven dat hun ideeën op drijfzand stonden. Descartes ondervroeg zichzelf zó kritisch, dat hij ten slotte nog maar één zekerheid overhield: er moest iemand zijn die dacht wat hij dacht, namelijk hijzelf - het 'cogito ergo sum'. En Kant bekende ruiterlijk dat filosofen na eeuwenlang denkwerk nog steeds niet hebben bewezen dat er buiten ons denken überhaupt een andere wereld en andere denkende wezens bestaan. Dat noemde hij 'het schandaal van de filosofie'.

De filosoof prikt net zo lang in het rotte hout van onze zekerheden tot hele verdiepingen naar beneden komen. Dat klinkt niet erg sympathiek en zeker niet constructief.

Moeten we die radicale twijfel niet aan haarklovende filosofen overlaten? Zijn sceptici niet gewoon vervelende twijfelaars, die overal vraagtekens bij zetten zonder met een werkbaar alternatief te komen?

Negatievelingen
Die negatieve bijklank heeft het woord scepsis inderdaad in het gewone spraakgebruik. Sceptici, dat zijn negatievelingen. Als je met hen in een museum langs een modern schilderij loopt, beweren ze: 'Dat kan mijn kleine zusje ook'. Als je een boom wilt opzetten over de vraag of rechters te streng straffen, zeggen ze: 'Ik vertrouw rechters sowieso niet'.

Zulke scepsis is inderdaad weinig zinvol. Het is ook geen filosofische scepsis. Want die is er nooit op uit de deur dicht te gooien, maar juist om een gesprek te beginnen.

Waarom lijkt dit schilderij dan op een kindertekening? Is het vonnis van die rechter wel rechtvaardig? Filosofische scepsis breekt eerst af, maar met het doel verder te komen, of beter gezegd: dieper. Want op een vloer die wankelt, kun je niet bouwen. En een theorie wordt pas sterk als hij van alle kanten is bevraagd.
  • © Jenna Arts.
  •  
    Mensen die gewoon aan het werk willen zijn niet altijd dol op die filosofische vertraging
Dat is niet alleen zo in de geschiedenis van de filosofie, waar de ene reus voortbouwt op de twijfels van de andere reus. Zo werkt het ook in het maatschappelijk debat: om een oordeel te verstevigen, moet je het sceptisch onderzoeken. Wat bedoel je eigenlijk als je praat over rechtvaardigheid, over kunst, over gezondheid, over God?

De filosofen die de lezers van Trouw de komende maanden willen uitdagen met hun 'domme vragen' zullen misschien in eerste instantie verwarring en irritatie wekken. 'Hoe ik dat weet? Dat spreekt toch vanzelf?' Maar hopelijk leiden hun twijfel-exercities uiteindelijk tot interessantere gesprekken.

Gevoel voor rechtvaardigheid
Mensen die gewoon aan het werk willen - juristen, ontwerpers, natuurbeschermers, politici en misschien ook scholieren - zijn niet altijd dol op die filosofische vertraging. Want scepsis houdt op en problematiseert wat voor anderen vanzelfsprekend lijkt. Zo heeft wetenschapsfilosoof Ton Derksen weinig vrienden bij het Openbaar Ministerie. Dat hij steeds gaten prikt in de bewijsvoering van het OM, wordt daar niet op prijs gesteld. Maar Derksen doet dat niet om te pesten; hij wordt gedreven door zijn gevoel voor rechtvaardigheid.

Op het eerste gezicht lijkt scepsis te leiden tot morele onverschilligheid. Niets is zeker, en daarmee dreigt het gevaar dat we helemaal geen kompas meer overhouden. Maar een dogmatisch gelijk dat geen sceptische twijfel toelaat, is misschien nog gevaarlijker, zowel in de rechtspraak als in de politiek, of in de kerk. En evengoed aan de keukentafel thuis als in de klas.

Onverdraagzaamheid jegens andersdenkenden maakt elk serieus gesprek onmogelijk. Met de vraag 'Hoe weet je dat eigenlijk?' zou dat gesprek juist op gang kunnen komen.

'Scepsis is geen twijfelzucht, maar aandachtig schouwen'

Dirk Oosthoek is leraar filosofie op het Melanchton Schiebroek in Rotterdam, maar leidt ook filosofiedocenten op en is betrokken bij het uitdenken van de eindexamenprogramma's. Hij is blij met het thema scepsis. Het biedt leerlingen de ideale 'toolkit', de gereedschapskist om ondoordachte vooronderstellingen die ze tegenkomen te bekritiseren. Dat zulke kritiek zou leiden tot onverschillig relativisme, bestrijdt hij: "Scepsis wordt vaak gezien als twijfelzucht, maar eigenlijk betekent het: aandachtig schouwen."

Lukt dat aandachtig schouwen scholieren wel in deze tijd van afnemende concentratie?
"Dat lukt zeker. Ik ben vaak verbaasd over het niveau van eindexamenleerlingen. Ze leren in dit vak echt wikken en wegen. Vorig jaar ging het over de vrije wil. Toen moesten ze daarover tien visies beheersen. En dat lukt ze gewoon. Dat gaat straks met scepsis ook gebeuren."

Tien visies: dat klinkt wel erg theoretisch.
"Je moet het natuurlijk aantrekkelijk brengen. In de les heb ik het vaak over Ton Derksen, die in deze serie in Trouw ook aan het woord zal komen. Dan laat ik zien hoe hij verdachten vrij kan krijgen, puur door de argumentatie van de rechtbank kritisch te bekijken. Dat spreekt aan."

Wat kan de krant bijdragen?
"Actueel lesmateriaal. Maar het is ook prettig dat filosofen hun sceptische vragen loslaten op onderwerpen als kunst, democratie en economie. Dat is een mooie voorzet voor ons om samen te werken met docenten van andere vakken, zoals maatschappijleer."

Jan Verweij werd twee jaar geleden uitgeroepen tot leraar van het jaar. Hij geeft filosofie aan het het Sint-Odulpuslyceum in Tilburg en was aanvankelijk niet erg enthousiast over het thema.
"De afgelopen jaren ging het in het filosofieonderwijs op de middelbare scholen over de vrije wil, deugdethiek, rede en religie. Die onderwerpen leken me relevanter."

Maar inmiddels is hij een stuk enthousiaster. "Ik dacht dat het een nogal theoretische aangelegenheid zou worden. Het tegenovergestelde blijkt het geval te zijn."

Hoezo dan?
"Leerlingen vragen snel respect voor zomaar een mening. Dat vind ik flauwekul. Waarom zou je respect moeten hebben voor de mening van een ander? Ik kan de grootste onzin verkondigen. Kom met bedenkingen, tegenargumenten. Dat is wat mijn leerlingen aan het einde van dit schooljaar moeten kunnen. Door de nieuwe examenstof leren scholieren kritisch omgaan met informatie. En dat kunnen ze wel gebruiken."