Tolerantie is niet meer neutraal
door Bart Top
Nederland kent voor het eerst in zijn geschiedenis een meerderheidscultuur,
die kan worden gekenschetst als liberaal, seculier en blank. Dat verklaart
volgens James Kennedy, hoogleraar Nieuwste Geschiedenis aan de Vrije
Universiteit in Amsterdam, waarom er minder verdraagzaamheid bestaat tegenover
minderheidsgroepen.
U onderscheidt vormen van tolerantie. Kunt u dat toelichten?
De eerste vraag is: tolerant tegenover wie of wat? Tien jaar geleden
scoorden Nederlanders hoog op tolerantie van afwijkend gedrag, lifestyle. Het
accepteren van mensen met een andere etnische achtergrond zat op het Europese
gemiddelde. Nederland scoorde samen met de Duitsers laag bij het tolereren van
politiek extremisme.
Ik maak nog een onderscheid. Er is tolerantie als modus vivendi, als het
dulden van meningen van andersdenkenden. Daarnaast is er tolerantie als
ideologie, waarbij de dominante meerderheid gaat bepalen wat de inhoud van
tolerantie is en degenen die niet meedoen als intolerant gelden en geen deel
uitmaken van de gewenste tolerante gemeenschap.
In Nederland was traditioneel tolerantie een modus vivendi tussen
minderheden, maar dat is veranderd.
Tot 1960 paste tolerantie in een verzuild model. Daarbinnen was het míjn
verantwoordelijkheid als fatsoenlijk mens om anderen niet te kwetsen. Vanaf de
jaren zestig kreeg juist de spreker een vrijbrief en moest de toehoorder
tolerant zijn voor kwetsende uitspraken. Vrijheid en tolerantie worden
dominante begrippen en bekrompenheid en intolerantie moeten het ontgelden.
Tolerantie krijgt een militante vorm en wordt iets wat ánderen moeten leren.
Komen in die jaren tolerantie en godsdienstvrijheid al met elkaar in conflict?
Godsdienst krijgt een intolerante naam en moet bewijzen dat zij niet
bekrompen, intolerant en rigide is. Dat minister Verdonk van moslims eist dat
zij kritiek moeten leren incasseren, past bij dat patroon.
Er blijft dan wel tolerantie over: het bestaansrecht van religieuze groepen
wordt niet aangetast.
Natuurlijk hoopte men in de politiek, dat de kerken en christelijke
partijen allemaal zouden ontploffen. Maar de bescherming en de rechten van
minderheden bleven overeind.
Er kwam een ideologische vorm van tolerantie op, zonder dat de bestaande
modus vivendi helemaal verbroken werd. Dat geldt tot op de dag van vandaag. Ik
denk dat er in Nederland een sterke traditie bestaat van respect voor
minderheden, die niet zo gebruikelijk is in andere landen. Het is een levende
traditie die wel zwaar onder vuur ligt. Er is voor het eerst een liberale,
seculiere, blanke meerderheidscult u u r. Past de discussie over de Nederlandse
identiteit in die ontwikkeling?
Ja, men ziet die discussie vaak als een reactie op het feit dat de nieuwe
minderheden die identiteit zouden bedreigen. Maar de behoefte aan een sterke
identiteit komt vooral voort uit het gegeven dat het voor de eerste keer in
lange tijd überhaupt denkbaar is, dat er een meerderheid van Nederlanders
achter een dergelijke identiteit, een gezamenlijke cultuur zou kunnen en willen
schuilen. Door de verzuiling was dat eerder ondenkbaar.
Een effect van die liberale, seculiere, blanke meerderheid is dat de waarde
van godsdienstvrijheid niet meteen wordt gezien. Hoewel die de laatste drie
eeuwen als een kernbegrip gold van een vrije samenleving. Nu worden er vragen
bij gesteld, zoals door de VVD, die artikel 1 van de grondwet boven alle andere
artikelen wil stellen. Dat is een breuk met drie eeuwen vrijheidstraditie, want
de hele moderne orde is op godsdienstvrijheid gebaseerd, op de vrijheid van
minderheden om hun geweten te volgen zonder dwang van de staat.
Heeft u een verklaring voor die snelle omslag?
Kenmerkend voor Nederland is de dominante kijk op dingen, zoals vrijheid
van onderwijs. Daarover bestond lang consensus zonder dat het model ooit echt
uitgedaagd is. Dan ontstaat er een crisis, de angst voor de islam, 9/11, en
worden problemen zichtbaar. Je krijgt een massale bekering waarin al die
problemen die onbespreekbaar waren, centraal komen te staan en de consensus er
niet meer toe lijkt te doen. Het patroon is: eerst niet ontvankelijk voor
kritiek, een plotselinge crisis en dan ómgaan. In een land dat minder
consensusgericht is, wordt dit debat vaak eerder gevoerd.
In 2000 schreef u: 'Gelukkig is de meerderheidscultuur heel tolerant.' Zou
u dat nog zo opschrijven?
Ik kom uit de VS, waar meerderheden ontzettend dwingend kunnen zijn, the
winner takes it all. Ik denk niet dat het in Nederland die vormen heeft
aangenomen. Maar de tolerantie neemt af. Dat zie je aan het debat over de
islam. Het is een verontrustende vorm van meerderheidsdenken, die zichzelf
verlicht en bevrijd acht en zich opstelt tegenover een minderheid die dat niet
zou zijn. Dat is in de eerste plaats slecht voor die minderheid. Het tweede
probleem is dat er nauwelijks zelfreflectie plaatsvindt bij de meerderheid.
U vindt dat na de moord op Van Gogh Nederland de kluts kwijt is en in een
identiteitscrisis verkeert.
De laatste jaren bestaat de neiging een nieuwe mono-identiteit op te
bouwen. Een ongelukkige tendens, omdat mensen meerdere identiteiten hebben. Als
je een robuuste definitie van Nederlanderschap wilt, is het in je eigen belang
om die identiteit flexibel te maken, zodat andere identiteiten daar onderdeel
van kunnen zijn. Het is prima meer aandacht te besteden aan identiteit, meer
nadruk op goed burgerschap naar nationale snit, op Nederlandse geschiedenis.
Maar dan wél op een brede, inclusieve manier die ook andere identiteiten als
bouwsteen ziet. Is er een breuk met de verzuilingsgedachte? Ja, zelfs als je
meer ruimte geeft voor verscheidenheid binnen die Nederlandse identiteit. Want
die nieuwe identiteiten zullen nooit zo robuust en uitgebouwd zijn als tijdens
de verzuiling. Wat het betekent om een moslim-Nederlander te zijn in 2010 zal
nooit parallel lopen met wat het Nederlander-zijn voor een katholiek in 1950
inhield.
De omstandigheden zijn veranderd en die moslim zal meer onderdeel worden
van de gedeelde samenleving dan destijds de katholiek. Ondanks zichtbare
verschillen zoals het hoofddoekje. Naar mijn mening zou je hoofddoekjes en
zelfs burka's moeten tolereren.
Maar in Nederland wordt deze levensstijl niet meer als onschuldig gezien,
maar als een bedreiging. Daaruit blijkt dat tolerantie de publieke orde als
uitgangspunt neemt.
Als tolerantie de orde dient door conflicten te vermijden en afwijkende
meningen te dulden, dan ben je wel tolerant. Maar zodra Nederlanders ervan
overtuigd zijn dat afwijkend gedrag een bedreiging kan vormen voor de openbare
orde, is het gedaan met het tolereren. Tolerantie is hier geen onveranderlijke
ethische norm. En als ze de sociale cohesie en vreedzame openbare orde niet
langer bevordert, dan heeft ze nauwelijks bestaansrecht meer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten