zondag 10 december 2017

Ingrijpen? Wel of niet........

Niet ingrijpen, dat is pas humaan, vindt filosoof Bas van der Vossen.

Marco Visscher 
Bas van der Vossen © Bas van der Vossen
INTERVIEW
Moet het Westen ingrijpen bij een internationale brandhaard? Politiek filosoof Bas van der Vossen heeft zijn twijfels.
Met Ratko Mladić werd onlangs een prominente naam toegevoegd aan de lijst veroordeelden in het Joegoslaviëtribunaal. Net als andere politiek leiders en generaals die in de jaren negentig huishielden in voormalig Joegoslavië, werd de oud-bevelhebber schuldig bevonden. Zijn misdaad: deelname aan oorlogsmisdrijven, genocide en misdaden tegen de menselijkheid.
De gewapende conflicten tussen diverse bevolkingsgroepen leidde tot een veelgeprezen humanitaire interventie, uitgevoerd door de Navo. Deze vorm van militaire actie - met het specifieke oogmerk om menselijk lijden te voorkomen - werd na de Koude Oorlog gezien als een nieuwe politieke doctrine om vrede, stabiliteit en democratie te brengen in conflictgebieden.
Maar zulke ingrepen lopen vaak op een mislukking uit, en betwist zijn ze altijd. Zo zou een ongevraagde buitenlandse inmenging de nationale soevereiniteit schenden, een verkeerd precedent scheppen en vaak een eigenbelang dienen. Bas van der Vossen wijst op een ander bezwaar: te gemakkelijk negeren de voorstanders de onvermijdelijk collateral damage - gedode onschuldige burgers - van interventies.
In ‘Debating Humanitarian Intervention: Should we Try to Save Strangers?’, betoogt Van der Vossen dat het vaak veel humanitairder is om niet in te grijpen. “Als je echt geeft om mensenlevens en om het verminderen van leed, verwoesting en dood, dan moet je namelijk ook zorgen dat je daar zelf niet aan bijdraagt.”

Maar het is toch frustrerend om niets te doen?

“Ja, inderdaad. We wíllen vaak graag iets doen als we onrecht zien. Maar we vergeten vaak dat humanitaire interventies niet alleen goede gevolgen hebben, maar ook slechte. Als je met militair geweld een land komt binnenvallen, is het onvermijdelijk dat je mensen zult doden: je gooit bommen op huizen, scholen, ziekenhuizen, auto’s.
“Laten we niet vergeten dat de Navo wekenlang bombardementen heeft uitgevoerd tijdens de Kosovo-oorlog [1998-99, waarin Servische troepen 1 miljoen Kosovaren opjoegen om een opstand te onderdrukken, red.]. Daarbij werden ook burgerdoelen getroffen waarbij zeker honderden doden en duizenden gewonden zijn gevallen. Volgens de normale wetboeken is dat een oorlogsmisdaad. Het is nu eenmaal in de praktijk ontzettend lastig om het goed te doen. Er is altijd het risico dat er wordt teruggevochten, dat er meer veldslagen komen, het geweld escaleert en een slepend conflict ontstaat.
“En dan is er nog de verwoesting van de infrastructuur die je hebt aangericht.”

Interventies worden toch ook vaak gekoppeld aan de heropbouw van een land?

“Ja, maar de geschiedenis daarvan stemt niet erg optimistisch. Neem Irak, waar over een lange periode met veel pijn en moeite is geprobeerd om van een dictatuur een democratie te maken. Dat gaat op z’n best met horten en stoten.”

Irak is weliswaar instabiel, maar zijn de Irakezen niet beter af dan onder een dictator als Saddam Hoessein?

“De belangrijkste regel in ons leven zou moeten zijn om niet te doden. Nu kan het best zo zijn dat je in bepaalde situaties levens kunt redden door te strijden en mensen te vermoorden, maar er is ergens een grens. Op een gegeven moment wordt het onacceptabel om nog meer mensen te doden vanwege onze goede bedoelingen. Sinds 2003 zijn er dankzij de interventie in Irak honderdduizenden mensen gedood, inclusief onschuldige burgers die naar hun werk gingen of hun kinderen naar school brachten. Er zijn simpelweg beperkingen aan wat we kunnen bereiken met onze interventies. We kunnen constateren dat er ellende in de wereld is, maar het is iets anders om er vervolgens aan bij te dragen en zelf nieuwe ellende te veroorzaken.”

Laten we dan leren van onze fouten, zodat onze interventies beter verlopen. Kunnen we daar niet op inzetten?

“Ja, als we er goed in waren, viel er meer voor te zeggen. Maar de geschiedenis van humanitaire interventies is al behoorlijk lang; al in 1859 waarschuwde John Stuart Mill dat er te veel interventies waren voor humanitaire doeleinden. In de vijftig jaar na de Tweede Wereldoorlog waren er zeker 170, ofwel meer dan drie per jaar. Volgens Patrick Regan, een expert op het gebied van internationale conflicten die onderzoek deed naar deze interventies, zijn de meeste hiervan mislukt en hebben vele de situatie erger gemaakt.”

Syrië bevond zich in een spiraal van geweld. De regering zette gifgas in. Hadden de Amerikanen, of de Russen, volgens u Assad niet moeten afzetten?

“Ik zeg niet dat je nooit mag interveniëren. Een pacifistische houding is niet wenselijk voor de internationale gemeenschap, omdat het een vrijbrief geeft aan tirannen en dictators om te doen wat ze willen. Een principiële pacifist zou het ook moeten afkeuren dat de Amerikanen een einde hebben gemaakt aan de Tweede Wereldoorlog door aan de Franse kust Europa binnen te vallen en te vechten tegen de Duitsers. De Amerikanen zetten hun humanitaire interventie gelukkig door, omdat ze het te erg vonden wat er in Europa gebeurde.”

Dat argument kun je ook aanvoeren voor Syrië. Of is het daar nog niet erg genoeg?

“Syrië zit volgens mij op, of net over, de lijn waarop interventie te rechtvaardigen valt, net zoals dat destijds het geval was in Kosovo. Wat mij betreft is een interventie aanvaardbaar wanneer de situatie heel gewelddadig is en uit de hand loopt, met extreem geweld, waarbij grote hoeveelheden slachtoffers vallen. Dat was zonder meer het geval in Rwanda in de jaren negentig, waar het Westen had moeten ingrijpen, en het is ook een redelijk accurate beschrijving van wat er nu gebeurt in Syrië. Maar we moeten ons hoeden voor al te snelle oordelen, en ons zeer bewust zijn van de vele humanitaire interventies waarvoor geen goede rechtvaardiging was en waarvan de resultaten ronduit slecht waren.”

Eigenlijk zegt u: denk na voor je intervenieert. Wie kan daar nu op tegen zijn?

“Als u het zo zegt, is niemand het daarmee oneens. Maar in de praktijk loopt het vaak anders. Vanwege de reële kans om vuile handen te maken en vanwege de kleine kans om de situatie beter te maken, moet je slechts interveniëren als de situatie uiterst slecht is en er een redelijke kans is om langdurig draagvlak te hebben om het beter te maken. In veel gevallen wordt die overweging niet gemaakt.”

We zijn te optimistisch als we beginnen aan een interventie?

“Ja, dat is heel menselijk. Als we ons al bewust zijn van risico’s, dan denken we dat we ze voldoende overzien en een strategie hebben voor een beter plan. We vergeten vaak dat er allerlei omstandigheden en factoren zijn waarop we geen invloed hebben die onze plannen overhoop kunnen gooien.
“Dat optimisme zagen we ook in Srebrenica, dat de VN hadden bestempeld als een veilig gebied voor moslims, op voorwaarde dat ze hun wapens zouden achterlaten. Maar toen stond Mladić opeens voor de deur met zijn troepen en bleken de moslims niet in staat terug te vechten. Ondanks de aanwezigheid van Dutchbatters werden de moslims vervolgens buiten de stad gebracht en afgeschoten. Het kan blijkbaar heel anders uitpakken dan je vooraf bedenkt.”

Is de tijd van humanitaire interventies niet voorbij, omdat in het Westen inmiddels zoveel populisten aan de macht zijn dat het geen morele autoriteit meer kan claimen?

“U bedoelt dat het hypocriet is om elders de morele autoriteit uit te hangen? Als er mensen worden afgeslacht in Syrië en wij een geslaagde interventie uitvoeren om de Syriërs te redden van meer leed, maakt het voor hen niet uit of we hypocriet zijn of niet. Wat is nu beter: dat wij mensen hypocriet redden of dat we ze niet hypocriet laten doodgaan?”

U beschrijft in uw boek dat luchtaanvallen populairder zijn geworden als strategie tijdens interventies, ook al zijn ze niet zo effectief. Hoe zit dat?

“Omdat politici verantwoording moeten afleggen aan hun eigen burgers willen zij de verliezen aan hun eigen kant minimaliseren. Vanuit electoraal oogpunt is het een begrijpelijke prioriteit om geen eigen troepen aan land te zetten. Maar vanuit strategisch oogpunt is het onverstandig. Libië werd aangevallen vanuit de lucht en vanaf vliegdekschepen. Zo hebben ze de troepen van Kadafi succesvol uitgeschakeld, maar omdat de Amerikaanse militairen niet zelf in het land aanwezig waren om vooral geen vuile handen te maken, konden rebellen de boel overnemen in het machtsvacuüm dat was ontstaan. Volgens alle rapporten gaat het nu in Libië slechter dan vóór de interventie: meer schendingen van mensenrechten, politiek instabieler en geen uitzicht op democratie.”

Interventies alleen vanuit de lucht moeten we niet doen?

“Als de situatie vraagt om ‘boots on the ground’, terwijl politici alleen draagvlak vinden voor luchtaanvallen, dan moet je je niet wagen aan een interventie. Als dat draagvlak er wel is, maar slechts voor een korte tijd, dan kun je er ook beter niet aan beginnen. De Verenigde Naties stellen in hun handleiding voor succesvolle interventies dat je geweld zoveel mogelijk moet voorkomen, dat je moet optreden en beschermen als het fout gaat, en daarna helpt met de heropbouw. Dat is een proces over vele jaren.”

Als u zo huiverig bent voor humanitaire interventies, hebt u dan niet eigenlijk een koud hart?

“Ik huldig principes als vrijheden en mensenrechten en ik wil het menselijk leven beschermen. Als je dat serieus neemt, moet je ook oog hebben voor de schade die je zelf aanricht door te interveniëren - en dat wordt vaak gemakshalve vergeten.”

Moeten we dan lijdzaam toekijken?

“Als mensen worden onderdrukt en vermoord, is een humanitaire interventie niet het enige antwoord dat we kunnen bieden. Ik voer geen pleidooi om achterover te leunen. Als je echt humanitair begaan bent, is het belangrijk om een andere oplossing dan geweld te zoeken. We zouden volgens mij meer moeten nadenken over effectievere manieren om de mensen te helpen in landen waar we overwegen om te interveniëren.”

Wat stelt u voor?

“Mijn suggestie is om onze grenzen te openen voor de mensen die deze landen ontvluchten. Met een interventie proberen we om met geweld vrede en democratie te brengen op plekken waar geen vrede en democratie zijn. We weten uit onderzoeken en analyses dat dit vaak niet goed werkt. Je zou ook kunnen proberen om die mensen te brengen naar plekken waar vrede en democratie zijn. Anders gezegd: willen we een overheid die elders dood en verderf zaait, of een overheid die mensen helpt om te ontvluchten aan dood en verderf?”

De grenzen openzetten, dat is in het huidige politieke klimaat een weinig populair standpunt.

“Ha! Ik maak me geen illusies dat de grenzen morgen opengaan. En ik besef ook dat het niet vlekkeloos zal verlopen wanneer we het zouden doen. Maar als we goed willen doen voor mensen, dan moeten we soms maatregelen nemen die misschien niet zo populair zijn, maar moreel wel juist.” 
Bas van der Vossen (38), die in Amsterdam en Oxford studeerde, doceert in Los Angeles politieke filosofie en de ethiek van internationale relaties. In november verscheen ‘Debating Humanitarian Intervention: Should we Try to Save Strangers?’, eerder dit jaar was hij co-auteur van ‘The Routledge Handbook of Libertarianism’, waarin deze politieke filosofie van vrijheid, soevereiniteit en non-agressie wordt uiteengezet. Van der Vossen is een van de bloggers bij Bleeding Heart Libertarians, een vrijdenkplaats over vrije markten en sociale rechtvaardigheid.
DEEL DIT ARTIKEL
Wat is nu beter: dat wij mensen hypocriet redden of dat we ze niet hypocriet laten doodgaan?
Als mensen worden onderdrukt en vermoord, is een humanitaire interventie niet het enige antwoord dat we kunnen bieden
Als we goed willen doen voor mensen, dan moeten we soms maatregelen nemen die misschien niet zo populair zijn

zaterdag 26 augustus 2017

Jonge humanisten.


Jonge humanisten zijn minder uitgesproken over het niet-bestaan van God


Jolanda Breur 
Een billboard op de snelweg A4 bij Schiphol in 2009, die was opgehangen op initiatief van drie humanistische organisaties. © ANP
Jonge humanisten zijn minder uitgesproken over het niet-bestaan van hogere machten en voelen meer voor rituelen. Twee wetenschappers presenteerden gisteren hun onderzoek naar een seculiere levensbeschouwing. 'Humanisten zouden hun levensvisie meer mogen uitdragen.'
Het valt Hans Alma niet tegen. Een kwart van de onderzochte humanisten is aangesloten bij een club als De Vrije Gedachte, het Humanistisch Verbond of omroep Human en identificeert zich ermee. Terwijl ze er volgens de hoogleraar psychologie en zingeving om bekend staan zich moeilijk te binden. Alma, werkzaam aan de Universiteit voor Humanistiek, put uit een kersvers onderzoek naar levensbeschouwing onder humanisten. Zij en psycholoog Elpine de Boer aan de Universiteit Leiden presenteerden gisteren hun resultaten op een internationale conferentie in het Noorse Hamar.
Bijna driekwart van de Nederlanders is geen lid van een religieuze groep. Maar dat wil nog niet zeggen dat het deze mensen aan een levensbeschouwing ontbreekt. De wetenschappers gingen op zoek naar het seculiere wereldbeeld van de humanisten onder hen. Welke waarden vinden zij belangrijk? En voelen ze noodzaak deze uit te dragen? Alma en De Boer brachten vooral die aspecten voor het voetlicht op de conferentie van de International Association for the Psychology of Religion (IAPR).
De 'sterk gepolariseerde religieuze en politieke situatie' in Nederland noopte hen daartoe. Ze gaan ervan uit dat een expliciete levensbeschouwing bijdraagt aan een gezond publiek debat en zo de samenleving ten goede komt.
Aan het onderzoek deden ruim vijfhonderd humanisten en sympathisanten daarvan mee. De gemiddelde leeftijd ligt op 58 jaar. Van hen noemt 60 procent zich humanist. Bijna een derde, 28 procent, vinkte het hokje 'atheïst' aan. Deze respondenten hebben minder dan gemiddeld twijfels over hun denkbeelden en zijn meer geneigd die uit te dragen. Opvallend is dat deelnemers onder de 40 jaar (15 procent van het totaal) minder uitgesproken zijn over het niet-bestaan van God of hogere machten. Terwijl ze wel de behoefte voelen hun levensbeschouwing wereldkundig te maken. Ze denken meer dan de ouderen dat de natuurwetenschappen uiteindelijk alles zullen verklaren.
"Ik zie dat terug in onze studentenpopulatie", licht Alma toe. "De meerderheid voelt zich niet aangetrokken tot een uitgesproken en georganiseerd atheïsme."
Als ze met oudere leden van de atheïstisch-humanistische vereniging De Vrije Gedachte spreekt, merkt ze dat negatieve ervaringen met de kerk een grote rol spelen. "Daar hebben jongeren weinig last van. Zij weten niet zo veel over het christendom en hebben geen behoefte zich ertegen af te zetten."
De jongeren lijken ook enthousiaster over seculiere rituelen en vieringen. Een derde van alle respondenten voelt ervoor. Zo wordt een dag van bezinning voorgesteld, een van de tolerantie en een dag van de langetermijndoelen. Maar ook natuurvieringen, kaarsen branden en rituelen bij bijzondere overgangsmomenten staan op de verlanglijst. Alma en De Boer gaan de verschillen tussen oudere en jongere seculieren nader onder de loep nemen. Daarbij betrekken ze data uit vergelijkbare onderzoeken in Duitsland, Oostenrijk en Luxemburg.
De tekst gaat verder onder de afbeelding.

© Meulendijks Nanne

Waarden

Wat zijn nu precies die humanistische waarden? Alma noemt onder meer individuele vrijheid en scheiding van kerk en staat. Maar ook tolerantie en solidariteit blijken belangrijk voor vrijwel alle mensen die aan het onderzoek meededen.
Humanist Ineke de Vries herkent ze. "Verantwoordelijkheid nemen voor je eigen denken en handelen is voor mij de kern van het humanisme. Maar nooit zonder te beseffen wat dat voor anderen betekent. Ik wil bijvoorbeeld zelf kunnen bepalen of en wanneer ik mijn leven beëindig, om welke reden dan ook. Toch neem ik dat besluit niet alleen, ik overleg dan met mijn arts en naasten. En ja, dan zou het kunnen zijn dat die beslissing anders uitvalt. Keuzes maak je in een voortdurende wisselwerking met anderen. Je gaat bij jezelf te rade en weegt af wat de omgeving vindt. Of dat nu om een vrijwillig levenseinde gaat, je relatie of de opvoeding van je kinderen. En we moeten bereid zijn ons standpunt uit te leggen. Voor die anderen én om onszelf te ontwikkelen. Daarvoor hebben we hen nodig."
Aan ruimte voor ontplooiing is volgens De Vries in Nederland geen gebrek. Maar als bestuurslid van de Europese Humanistische Federatie weet ze dat dit niet vanzelfsprekend is. "In Oost- en Zuid-Europa is de cultuur doordrenkt van religieus denken. Dat blijkt bij ethische kwesties als abortus en kunstmatige inseminatie." Ze vindt dat humanisten hun levensvisie meer moeten uitdragen. "Zaken als vrijheid van meningsuiting en gelijke kansen dienen steeds opnieuw bevochten te worden, ook in Nederland. We hebben te lang gedacht dat het vanzelf de goeie kant opgaat."

Eigen waarden en geen leefregels

Toch staan humanisten niet in de startblokken om hun overtuiging te delen. Op een schaal van 0 tot 5 scoorden de respondenten 1,77 bij een stelling hierover. Dat komt volgens 'gepensioneerd student' Rudy Schreijnders doordat je als humanist juist je eigen waarden formuleert. Deze levensbeschouwing 'legt geen leefregels op en kent geen Jezusfiguur'.
Natuurlijk zijn er gedeelde waarden zoals autonomie, maar je leven vormgeven doe je zelf, vindt Schreijnders. "Door zelfstandig na te denken." Hij vermoedt dat veel mensen dit moeilijk vinden. Maar ook het humanisme kent zijn helden. "Ik bewonder het doorzettingsvermogen en de vergevingsgezindheid van Mandela. Eigenschappen waardoor je waarschijnlijk een beter mens wordt. En schrijver Rudy Kousbroek is voor mij een voorbeeld. Door hem leerde ik kritischer kijken naar modieuze ideeën over de samenleving. Ik doe een promotieonderzoek naar de humanistische aspecten in zijn werk."
Hij denkt ook aan de mensen bij wie zijn Joodse moeder in de Tweede Wereldoorlog ondergedoken zat. "Wat zou ik zelf doen als een wildvreemde mij om hulp vraagt waardoor ik mezelf en mijn naasten in levensgevaar breng? Heet ik hem welkom of laat ik het een ander opknappen? Ik heb dat soort gewetensvragen nog nooit hoeven beantwoorden." Wat Schreijnders betreft laten humanisten meer van zich horen. "We missen rituelen bij belangrijke momenten zoals geboorte, huwelijk en dood. We moeten het leven vieren, zo kunnen we mensen aan ons binden."

Verwarring

Alma en De Boer lieten zich voor hun onderzoek inspireren door een grondlegger van het Humanistisch Verbond, Jaap van Praag. Hij waarschuwde dat mensen zich bewust moeten worden van hun wereldbeeld. Ze moeten dat delen en bediscussiëren met anderen om de samenleving vitaal te houden. De Joodse maar niet-religieuze en socialistische Van Praag maakte zich na de Tweede Wereldoorlog hard voor de humanistische emancipatie. Hij vreesde dat niet-religieuzen ten prooi zouden vallen aan nihilisme of totalitaire ideologieën. Vandaar dat hij een humanistisch wereldbeeld wilde ontwikkelen om hen te inspireren in 'tijden van verwarring en oriëntatieverlies'.
Maar Alma en De Boer gingen ook te rade bij schrijver Bas Heijne. In zijn essay 'Staat van Nederland. Een pleidooi' vraagt hij zich af waarom een stevig debat ontbreekt over wat een goede samenleving inhoudt. Hij relateert dat volgens de wetenschappers aan ons geloof in de markteconomie, dat denken over moraal in de gemeenschap terzijde schuift. Daarnaast heeft het seculiere liberalisme religie en levensbeschouwing naar het privédomein verbannen om ideologische conflicten te vermijden. Gevaarlijk, vindt Heijne, want mensen kunnen zich niet identificeren met zogenaamde neutrale regels en pragmatische oplossingen voor problemen. Ze missen een gedeeld idee over de goede samenleving.
Toch blijft het profiel van deze stroming lastig uit te tekenen. Binnen het Humanistisch Verbond woedt daar volgens Alma al jaren een strijd over.
"Profileer je de organisatie als seculier en atheïstisch of bedien je ook agnosten en religieuze humanisten? Ons onderzoek laat zien dat de meerderheid niet zo stellig is."


maandag 24 april 2017

Privacy


Zonder privacy is er geen vrijheid

SAMENLEVING
Bart Jacobs 
. © Thinkstock
ESSAY
Onze privacy is in gevaar. Met zes eisen aan het nieuwe kabinet leidt Bart Jacobs ons naar een veilige, digitale wereld. 
De ICT-industrie rukt op in ons dagelijks leven. Via de vele apps op onze telefoons, maar ook als gevolg van de digitalisering van auto’s, huizen en medische zorg. Door die ontwikkeling verschuiven de maatschappelijke machtsverhoudingen. Gegevens geven macht.
De essentie van privacy is dat informatie over ons doen en laten binnen de oorspronkelijke context blijft. Wat we aan onze huisarts vertellen moet niet ineens opduiken in de supermarkt. We begrijpen allemaal dat een bank gegevens nodig heeft voor onze financiële transacties. Maar als zo’n bank plannen maakt - zoals ING ooit deed - om die gegevens aan anderen te verkopen, zijn we verontwaardigd: dat was niet de bedoeling. 
Leerlingen mogen op school fouten maken zonder dat derden die informatie buiten de school voor andere doeleinden gebruiken. Voor goede medische zorg is het van wezenlijk belang dat patiënten erop kunnen vertrouwen dat hun medische gegevens niet elders terechtkomen en andermans belangen dienen.
Wanneer we privacy zo omschrijven, is iedereen er voorstander van. We zijn de afgelopen jaren echter bestookt met demagogische uitspraken als: ‘Privacy is de schuilplaats van het kwaad’ en ‘Wie niks te verbergen heeft, heeft ook niks te vrezen’. Dit doet geen recht aan het subtiele karakter en het grote maatschappelijke belang van privacy. Ons functioneren als vrije, autonome individuen staat of valt met privacy.
Hoe kunnen we die beschermen? Om de problemen te verduidelijken, presenteer ik hier stellingen, drogredeneringen en ten slotte aanbevelingen voor het nieuwe kabinet (en onszelf).

1. Gegevensstromen bepalen wie de macht heeft

In de beroemde film ‘All the President’s Men’ (1976) leggen de journalisten Bob Woodward en Carl Bernstein het Watergate-schandaal bloot. Ze worden aangestuurd door een geheimzinnige bron die aldoor zegt: Follow the money!
Inderdaad werden de machtsverhoudingen in de samenleving toen nog bepaald door de geldstromen. Tegenwoordig moeten we zeggen: Follow the data!
Grote ICT-bedrijven als Google, Facebook en Amazon (‘Big IT’) hebben dit maar al te goed begrepen. Google kan gegevens over ons verzamelen via auto’s, thermostaten en andere apparaten die met het internet of andere digitale netwerken zijn verbonden. Met die gegevens kan het bedrijf ons gedrag sturen. We moeten dus leren denken in termen van gegevensstromen: wie krijgt welke data?

2. Privacybescherming kan niet zonder digitale technieken

Voorvechters van privacy roepen vaak dat je je maar beter verre kunt houden van moderne digitale techniek. Dat is een achterhoedegevecht én een miskenning van wat de juiste digitale techniek - bijvoorbeeld via versleuteling en pseudonimisering - mogelijk maakt voor privacybescherming.

3. De politiek kan ICT-ontwikkelingen wel degelijk reguleren

ICT-ontwikkelingen gaan razendsnel en de bijbehorende wetgeving hobbelt erachteraan. Big IT lobbyt overal in de politiek, vooral in Brussel, om, zoals de bedrijven in kwestie zeggen, de ontwikkelingen hun gang te laten gaan en innovatie vooral niet te verstoren. Het gaat daarbij om grote commerciële én maatschappelijke belangen. Welke staan voorop?
Alles overlaten aan Silicon Valley is óók een politieke keuze. Maar de sector valt wel degelijk te reguleren, vanuit algemeen belang. Een goed voorbeeld is de ‘netneutraliteit’: gegevens zonder selectie doorgeven. Privacyvriendelijke technieken invoeren dan wel afdwingen is óók een politieke keuze.

4. Achteraf gezien is het optimisme over vrijheid en transparantie door internet naïef

Het internet is in de jaren tachtig en negentig opgekomen. Dat gebeurde met het bijna hippieachtige optimisme dat dankzij de transparantie van dat internet machtsmisbruik onmogelijk zou worden en wij allemaal vrijere burgers zouden worden. Het tegenovergestelde is gebeurd: wij burgers zijn transparant geworden, door massale surveillance van commerciële partijen (bijvoorbeeld via tracking cookies) en van overheden (zoals Edward Snowden heeft onthuld). Veel macht is daarbij op schimmige wijze terechtgekomen bij enkele buitensporig rijke individuen.
Mocht Mark Zuckerberg, de grote baas van Facebook, in 2020 besluiten mee te doen met de Amerikaanse presidentsverkiezingen, dan kan hij zichzelf gewoon president maken. Hij weet bijna alles van het overgrote deel van het electoraat en heeft de digitale middelen om mensen gepersonaliseerde berichten te tonen (en andere berichten te onthouden).
We vonden de Italiaanse oud-premier Berlusconi destijds al doodeng, maar dat stelde niets voor: die had alleen maar kranten en tv-zenders en kon geen gepersonaliseerde boodschappen sturen. Zuckerberg is ‘Berlusconi on steroids’.

1. Iedereen zet toch immers z’n hele hebben en houwen op Facebook?

Deze uitspraak kom je vaak tegen als voorbereiding op een uitermate privacyonvriendelijk plan: als Facebook z’n gang kan gaan, dan kan ons plan natuurlijk ook door de beugel. Soms hoor je de variant: jongeren geven niks om privacy, want ze zetten alles op Facebook. Dat is niet waar. Het gaat vaak als volgt: kinderen maken een fout, zetten iets online waardoor de hele klas hen uitlacht. Daarna zijn ze meestal juist heel zorgvuldig op dit punt, misschien wel zorgvuldiger dan hun ouders. Daarbij geldt natuurlijk ook: als sommigen ervoor kiezen in hun blootje te lopen, is dat geen argument om anderen ertoe te dwingen.

2. We zoeken een balans tussen veiligheid en privacy

Deze kreet is vooral onder politici populair. Als je dit hoort kun je er donder op zeggen dat de balans zoek is: privacy gaat het afleggen.
Ik zeg dan altijd: ik wil én veiligheid én privacy. Niet of-of, maar en-en. Zo’n reactie vinden politici en anderen vaak maar moeilijk. Maar zulke moeilijkheden zijn vaak de motor voor echte innovatie: schijnbare tegenstellingen die dankzij nieuwe technieken toch verenigd worden. Inderdaad, strenge regelgeving leidt vaak tot innovatie; zie het milieu.

3. We kunnen doen wat we willen, want de gebruiker is akkoord

Toestemming van de gebruiker is een van de meest overschatte en slechtst functionerende mechanismen die we kennen. Wie leest gebruikersvoorwaarden? Vaak zijn het bewust afschrikwekkende juridische lappen tekst die, als puntje bij paaltje komt, uitermate vaag zijn. De opstellers willen dat we zo snel mogelijk op ‘Akkoord’ klikken. En dat doen we dan ook massaal. Alternatieven worden niet geboden.
Dergelijke ‘toestemming’ is helemaal een lachertje in de gezondheidszorg. Je ziet dat de Googles, Apples en Philipsen van deze wereld zich massaal op de zorg storten. Waarom? De marges zijn daar het hoogst en zieke mensen zeuren niet over privacy.

4. We moeten al uw gegevens hebben voor betere gezondheidszorg

Afgelopen februari toonde het tv-programma ‘Zembla’ hoe big-datacowboys de directie van de Belastingdienst in vervoering hebben gebracht met hun methodes voor het tegengaan van fraude: ze maakten kopieën van de belastinggegevens van alle elf miljoen particulieren en twee miljoen bedrijven, op aparte computers. Beveiliging of controle vond de Belastingdienst niet nodig, ondanks herhaalde waarschuwingen. 
Mogelijk verschijnen onze gegevens binnenkort allemaal op een Russische website; Joost mag weten wie erbij kan. Natuurlijk is minder fraude en betere zorg een goede zaak. Maar moeten we alle andere waarden daaraan opofferen? Vrijheid van discriminatie en van machtsmisbruik, zorgvuldigheid en bescherming moeten vooropstaan, zodat patiënten hun artsen volledig durven te informeren, zonder angst voor andere agenda’s. Dat is een algemeen maatschappelijk belang.

5. Als we die data niet mogen verwerken, leggen we het af tegen onze Amerikaanse concurrenten

Er is een groot cultuurverschil tussen Europa en Amerika. In Europa is privacy een fundamenteel recht, terwijl die in Amerika veel meer onderhandelbaar is. De privacywetten van de VS gelden bijvoorbeeld specifiek voor de medische of de financiële sector. 
Dit verschil ligt aan de basis van de vele conflicten tussen Brussel en de Amerikaanse ICT-sector; die laatste mag op de eigen markt zo ongeveer alles wat God verboden heeft. Hier is een level playing field vereist, zodat alle bedrijven zich aan dezelfde regels moeten houden. Met de introductie, in mei 2018, van de Algemene Verordening Gegevensbescherming komt er een nieuw wettelijk kader voor de hele EU, en dus ook voor alle bedrijven die binnen de EU opereren.

6. We tonen u uitsluitend advertenties die u wilt zien

De favoriete slogan van de advertentie-industrie. Het klinkt aannemelijk, maar het klopt gewoon niet: de aanbieders tonen u dingen waarvan zíj willen dat u ze ziet. Er is zelfs kans dat je een hogere prijs betaalt als je met een computer van Apple online winkelt: het komt voor dat de software van de aanbieders de dure computer herkent en een hogere prijs toont, ook al wilt ú een lágere prijs zien. Zulke prijsdiscriminatie vindt plaats op basis van persoonlijke profielen, vaak opgebouwd met cookies.
Kortom: we worden bedonderd waar we bij staan, mogen niet weten hoe we bedonderd worden en krijgen geen alternatieven zonder bedrog. 

1. Beschouw privacy en gegevensbescherming als ‘het nieuwe groen’

De gifschandalen van de jaren tachtig (zoals in Lekkerkerk) waren de aanleiding voor discussies over strengere milieuregels. Chemische bedrijven schreeuwden moord en brand: hun verdienmodel werd aangetast, banen en welvaart stonden op de tocht. 
Tegenwoordig verdienen we echter aan groene technologie en profileren we ons ermee. Wat is er veranderd? Strengere regels, opgesteld vanuit welbegrepen algemeen belang, hebben geleid tot innovatieve milieuvriendelijke technieken en tot aangepaste businessmodellen. Gegevensbescherming is, naar analogie hiermee, essentieel voor een duurzame digitale omgeving.

2. Maak gegevensbescherming onderdeel van de cybersecurity-agenda

Het nieuwe Nederlandse kabinet gaat waarschijnlijk meer investeren in cybersecurity, vanuit het streven om van Nederland een safe place to do business te maken. Gegevensbescherming moet daarin vooropstaan, als license to do business. 
Het is zelfs een vereiste van de voornoemde Algemene Verordening Gegevensbescherming van de Europese Unie die in mei 2018 van kracht wordt. Duitsland geeft het goede voorbeeld: bij grote ICT-projecten dient minstens tien procent van de uitgaven besteed te worden aan cybersecurity én privacy.

3. Bescherm mensen, soms zelfs tegen zichzelf

In alle beschaafde landen is het verboden om je eigen organen te verkopen. Wat een betutteling! Waarom mag ik geen nier van mezelf verkopen als ik dat zelf wil? Maar: hiermee beschermen we mensen tegen zichzelf, waarbij het er vooral om gaat dat arme mensen niet in de situatie belanden dat ze geen andere oplossing zien dan zo’n drastische stap. 
Juristen noemen dit: buiten de handel plaatsen. Waarom plaatsen we medische persoonsgegevens dan niet ook buiten de handel, juist om ervoor te zorgen dat medische gegevens in een medische context blijven? Tegenover de disproportionele macht en invloed van de Big IT moet tegenmacht georganiseerd worden, zo nodig met enig verlicht paternalisme.

4. Herken en bescherm ‘de publieke zaak’ in de digitale wereld

Welke politici komen op voor de publieke zaak in de digitale wereld? Ik zie ze niet. Als je een Tesla koopt, moet je een document tekenen waarin staat dat al je gebruiksgegevens naar Tesla gaan, voor altijd. Een auto van een ander merk kopen is nu nog een alternatief. Maar wat als alle autofabrikanten zo’n contract afdwingen bij een aanschaf? Dan heb je geen keus meer. 
Moeten we dat maar accepteren? Wie beschermt de burger in dit geweld? De gezondheidszorg wordt nu gekoloniseerd door merken als Apple en Philips. Steden worden verleid om ‘smart’ te worden, wat vaak betekent dat inwoners hun gegevens moeten inleveren. Wie kijkt hier kritisch naar en komt op voor het algemeen belang?

5. Introduceer nieuwe rechten om informatie te ontvangen zonder toezicht en profilering

Fundamentele burgervrijheden zoals vrijheid van meningsuiting en vrijheid van drukpers gaan over het vrij zijn om informatie te versturen. Dat is heel belangrijk. Maar wat net zo belangrijk is geworden, is de vrijheid om informatie te ontvangen. De bedrijven achter sociale media bieden informatie gepersonaliseerd aan, waardoor je liefde voor katten ertoe leidt dat je alleen nog kattenvideo’s op je tijdlijn aantreft en nooit meer iets over Syrië. 
De nieuwe media bepalen, kortom, wat je te zien krijgt, vanuit hun eigen commerciële dan wel politieke belangen en die van hun adverteerders. Zo beland je in een zogeheten filterbubbel, waarin je verstoken blijft van allerlei informatie en soms zelfs nepnieuws krijgt voorgeschoteld. 
Als ik mijn krant op papier koop, kan ik zelf kiezen welke artikelen ik lees en ziet de uitgever niet welke ik gekozen heb. Maar als ik de krant online lees, is de situatie behoorlijk Big Brother-achtig. Europese rechters hebben een ‘recht om te worden vergeten’ geïntroduceerd.
Wat we daarnaast nodig hebben: het ‘recht om niet te worden bespied’ en een ‘recht om niet te worden geprofileerd’. Zodat u en ik digitale diensten ook kunnen gebruiken zonder gedwongen ontkleding.

6. Behandel grote ICT-ondernemingen als nutsbedrijven en dwing ze tot opsplitsing

Een bedrijf dat in Nederland elektriciteit of mobiele telefonie wil leveren, moet dat volgens de wet ook in afgelegen gebieden doen, waar misschien geen winst te behalen valt. 
Vanuit welbegrepen publiek belang zijn nutssectoren als gas, water, licht en telecommunicatie zwaar gereguleerd. Het wordt hoog tijd dat dit ook gebeurt met digitale diensten, omwille van diezelfde publieke zaak.
Daarbij is het verstandig om dergelijke diensten van elkaar te scheiden, zodat een bedrijf niet tegelijkertijd activiteiten op medisch gebied kan ontplooien, advertenties kan verkopen of sociale media mag bestieren. Ook dit om onze gegevens binnen één context te kunnen houden en onze privacy en autonomie te garanderen.
Bart Jacobs (1963) is hoogleraar computerbeveiliging aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Hij is expert in digitale beveiliging en privacy.