maandag 12 december 2016

vrijdag 9 december 2016

Populisme

Populisme

Populisme is een verzamelnaam voor politieke bewegingen die zich afzetten tegen de gevestigde orde. Kiezers voelen zich vooral aangetrokken tot het saamhorigheidsgevoel en de leider van een populistische groepering. Het succes van populistische beweging hangt af van het kiesstelsel, de reputatie van de gevestigde partijen en de strijd tussen de partijen. Een populistische partij die gaat regeren heeft een aantal voordelen en nadelen vergeleken bij traditionele politieke partijen.

Wat is populisme?

In de volksmond heeft het begrip populisme vaak een negatieve klank. Het begrip wordt gebruikt om politici te beschuldigen van het misleiden van de kiezer. Populisten zouden enkel zeggen wat het volk horen wil. Door wetenschappers wordt het begrip populisme op verschillende manieren ingevuld. Het begrip populisme zou kunnen worden gezien als een verzamelnaam voor uiteenlopende politieke bewegingen, met een aantal gemeenschappelijke kenmerken. Populisme heeft als uitgangspunt de tegenstelling tussen de elite en het volk. De beweging zet zich enkel af tegen de gevestigde orde.
Een populistische beweging ontstaat wanneer een grote groep mensen in de samenleving zich ervan bewust wordt geen toegang te hebben tot het centrum van de macht. Zij verwijt de elite niet naar het volk te luisteren. Het populisme stelt groot vertrouwen in het gezonde verstand van gewone mensen en vindt dat de wil van het volk het uitgangspunt moet zijn in de politiek. Hierdoor kan het populisme zich verbinden met zowel linkse als rechtse ideologieën. In de praktijk verbindt het populisme zich vooral met rechtse denkbeelden en maatregelen.
Verder kenmerkt de beweging zich door concentratie rondom een leider, het gemis van partijdiscipline en een gestructureerde partijorganisatie. De beweging heeft het uitgangspunt dat de politiek gezuiverd moet worden van allerlei misstanden, de voorkeur voor directe democratie en beperkt regeringssucces. Populisme wordt gezien als een symptoom van een dieperliggend probleem in de democratie. Onze representatieve democratie claimt iedereen te vertegenwoordigen, maar in de praktijk blijkt dit onmogelijk. 

Hoofdlijnen

Er zijn verschillende vormen van populisme. Socioloog J. Berting maakt onderscheidt tussen protestpopulisme, dat meestal verbonden is met charismatisch leiderschap en identiteitspopulisme, dat vaak verbonden is met fundamentalistisch leiderschap.
Onder protestpopulisme scharen we de populistische bewegingen waarbij de nadruk in eerste plaats gelegd wordt op protest. Deze bewegingen protesteren tegen bepaalde ontwikkelingen, bijvoorbeeld tegen de mondialisering. Ze combineren het protestkenmerk met de andere genoemde kenmerken, zoals nadruk op het gewone volk. Ze willen een betere democratie waarin de stem van het volk gehoord wordt, vaak zijn ze voorstander van het referendum.
Het protestpopulisme kent vaak een charismatische leider. Dit is een leider met charismatisch gezag, gezag gebaseerd op het geloof van de volgelingen in de buitengewone gaven van de leider. De leider gelooft uitverkoren te zijn, dit wordt versterkt door het vertrouwen dat de aanhangers in hem stellen. Hij heeft de opdracht om een nieuwe orde te scheppen. Het protestpopulisme heeft een sterk revolutionair karakter.
Identiteitspopulisme of nationaal-populisme legt de nadruk op de collectieve identiteit van de natie, welke beschermd moet worden tegen negatieve invloeden. Ze richten zich tegen vreemdelingen en roepen op tot zelfverdediging van de nationale identiteit. Deze vorm van populisme kan ontaarden in vormen van racisme. Het identiteitspopulisme kan verbonden zijn met fundamentalistisch leiderschap. Populistische vormen van leiderschap zijn moeilijk te verbinden met echte fundamentalistische stromingen, die de terugkeer van zuivere principes van het geloof nastreven, bijvoorbeeld de principes uit de bijbel of de koran. Er zijn ook niet-religieuze vormen van fundamentalisme, die zich richten op de 'oorspronkelijke' collectieve identiteit.
Fundamentalistisch leiderschap rust op traditioneel gezag, gezag dat gebaseerd is op bevelen waarvan de inhoud wordt bepaald door traditie. Vaak zijn de tradities door hen zelf ontworpen. Zij willen de samenleving systematisch hervormen op grond van de 'zuivere leer'. Dit leidt vaak tot onderdrukking van delen van de bevolking en verheerlijking van de verdedigers van de traditie. Deze vorm van leiderschap is ondemocratisch.
Wat trekt aanhangers in het populisme aan?
Kiezers voelen zich vooral aangetrokken tot het populisme doordat het een beweging is die als geen ander een beroep doet op het gevoel van het volk. Het populisme biedt velen een gevoel van samenhorigheid. De aanhangers willen graag ergens bij horen, zij voelden zich voorheen onbegrepen en ongehoord in de samenleving. Doordat vooral op het gevoel van het volk wordt ingespeeld is het populisme, in het bijzonder het identiteitspopulisme, erg gevoelig voor een intolerante opstelling naar anderen in de samenleving. De overgang naar het aanwakkeren van angst voor de ander of verraad is erg klein.
Verder voelen kiezers zich aangetrokken tot de leider van de groepering, met name bij protestpopulistische bewegingen die vaak een charismatische leider hebben. Het biedt hen de mogelijkheid om zich te identificeren met een leider die 'hen begrijpt'. De leider simplificeert de politiek en vertelt hen in eenvoudige en duidelijke taal waar 'het' omgaat. Hij verwoordt het wantrouwen van het volk en bindt de strijd aan met het vermeende machtsmisbruik van de gevestigde orde. De elite zou enkel aan zijn eigen privileges denken en geen aandacht schenken aan het gewone volk. Hij laat het volk verstelt staan door zijn uiterlijke verschijning en ongewone stijl van handelen. De leiders van populistische bewegingen zijn geen doorsneefiguren.
Het succes van populistische bewegingen
Uit wetenschappelijk onderzoek naar het wisselende succes van populistische partijen in West-Europa blijkt dat sociaal-culturele factoren als bijvoorbeeld klassepositie, religie, woonomstandigheden of het percentage migranten niet doorslaggevend zijn voor het succes van een populistische partij. In elk land afzonderlijk bepaalt de politieke situatie of er behoefte is aan een populistische partij. Er zijn drie factoren die het succes van populistische partijen bevorderen, namelijk het kiesstelsel, de reputatie van de gevestigde partijen en de politieke strijd tussen de oude partijen.
Een kiesstelsel dat wordt gekenmerkt door districten en kiesdrempels verkleint de kans dat een beginnende populistische partij doordringt tot vertegenwoordigende organen. Een kiesstelsel gekenmerkt door evenredige vertegenwoordiging en coalitiepolitiek vergroot die kans.
De reputatie van de gevestigde partijen speelt ook een belangrijke rol, een populistische beweging profiteert van een slechte reputatie. Het populisme ontstaat en wordt gevoed door de onvrede en het wantrouwen van het volk naar de gevestigde orde.
Als laatste is belangrijk de strijd of het gebrek aan strijd tussen de partijen. Wanneer politieke partijen geen duidelijk ideologisch profiel hebben en de regeercultuur wordt gekenmerkt door consensus schept dit ruimte voor een populistische beweging om thema's als veiligheid, migratie en milieu te politiseren. Als er voldoende strijd is in de politieke arena en de politieke partijen profileren zich ideologisch scherp ontstaat deze ruimte niet.
Populistische bewegingen in de regering
Populistische bewegingen die gaan regeren hebben een aantal voordelen boven de gevestigde partijen. De populistische partijen hebben niet zoals traditionele partijen belangengroepen en organisaties als fundament. Deelbelangen bepalen in mindere mate hierdoor de agenda. Ook heeft de leider de vrijheid om standpunten te veranderen door gebrek aan tegenstand van interne partijorganen in tegenstelling tot gevestigde partijen. Verder kan de charismatische leider zich profileren door middel van de tegenstelling oud en nieuw.
Maar populistische bewegingen hebben ook nadelen. Eenmaal aan de macht maken ze kennis met de beperkingen van het politieke spel. Het radicale partijprogramma blijkt niet uitvoerbaar en compromissen zullen gesloten moeten worden. Hun gebrek aan bestuurlijke ervaring en het niet willen conformeren aan de gevestigde gewoonten in de politiek benadeelt hun verder. Wanneer een populistische groepering zich aanpast aan de regels van het politiek spel, verliest de groepering vaak een gedeelte van zijn identiteit en vervreemdt zich hierdoor van zijn achterban. De beweging verliest naar van loop van tijd aanhang en de andere partijen nemen vervolgens in afgezwakte vorm de programmapunten van de beweging over. Veel populistische bewegingen zijn verdwenen in het niets.

Populistische bewegingen in Nederland

Nederland heeft ook populistische bewegingen gekend. Van 1919 tot 1937 kenden we in Nederland de Plattelanderbond i o.l.v. Boer Braat i. De partij zette zich in voor de belangen van boeren en tuinders en zette zich af tegen de 'moderne' stedelijke samenleving. Boer Braat verwierf bekendheid door zijn onparlementaire gedrag en zijn strijd tegen de zomertijd. Van 1919 tot 1933 was de partij een eenmansfractie in de Kamer. In 1933 ging de partij onder een andere naam verder.
Van 1958 tot 1981 was er in Nederland de Boerenpartij i, opgericht door boer Koekkoek. De beweging ontstond als vertegenwoordiger van boerenbelangen en verzette zich tegen de bemoeienis van de overheid met landbouw. De beweging ontwikkelde zich tot een algemene protestpartij die zich vooral verzette tegen overheidsbemoeienis. Van 1963 tot 1981 was de beweging in de Tweede Kamer vertegenwoordigt, tijdens kabinet De Jong 1969-1971 had de partij de meeste zetels, namelijk zeven. Door interne conflicten viel de fractie uiteen en ontstonden er afsplitsingen. Voor de verkiezingen van 1971 had de partij nog een slecht 2 zetels over. In 1981 verdween de Boerenpartij die toen de Rechtse Volkspartij (RVP) heette definitief uit beeld.
In Nederland bestond van 1984 tot 1998 de Centrum-Democraten i van Hans Janmaat i. De Centrum-Democraten ontstonden als afsplitsing van de Centrum Partij. Ze hadden als belangrijkste thema migratie en stelden het eigen volk voorop. Ze zijn met maximaal drie zetels vertegenwoordigt geweest in de Tweede Kamer, maar de beweging is nooit goed doorgebroken.
In 2002 deed Leefbaar Nederland i met de Tweede Kamer verkiezingen mee. De partij wilde het politieke bestel vernieuwen en het verkiezingsprogramma bevatte populistische thema's als directe democratie, beter luisteren naar het volk en minder ambtenaren. In 2002 behaalde de partij twee zetels in de Tweede Kamer, in 2003 keerde de partij niet meer terug.
In 2002 kwam de populistische beweging Lijst Pim Fortuyn op. Na gebroken te hebben met Leefbaar Nederland richtte Fortuyn i zijn eigen beweging op. Fortuyn zette zich af tegen de gevestigde orde, het Paarse kabinet, en profileerde zich vooral op de thema's migratie, zorg, onderwijs, grootschaligheid en veiligheid. De partij behaalde na de moord op Fortuyn in 2002 26 zetels, in 2003 keerde de partij terug in de Tweede Kamer met maar 8 zetels.
In 2006 nam de Partij voor de Vrijheid i (PVV) van Geert Wilders deel aan de verkiezingen. Deze partij geldt als populistisch. De PVV keert zich met name tegen 'islamisering van de Nederlandse samenleving', waarvan in haar ogen sprake is en zet zich verder met name af tegen 'links' in brede zin. Bij de verkiezingen in 2010 haalde de PVV 24 zetels, waarop de VVD en het CDA de PVV betrokken bij het formatieproces. De constructie die toen tot stand kwam was uniek voor Nederland: VVD en CDA vormden een minderheidsregering die in het parlement op de steun van de PVV kon rekenen. 
De PVV wordt ook vertegenwoordigd bij de Gemeenteraadsverkiezingen, Provinciale Statenverkiezingen en in het Europees Parlement. 
Er is ook een groep wetenschappers die partijen als de NSB iDS'70 i en Ouderenpartijen i als populistische bewegingen zien. Sommigen gaan er verder vanuit dat populistische bewegingen wel goed in staat zijn om te regeren en onderdeel van het establishment kunnen worden, zij noemen Nieuw Links i en D66 i als voorbeelden. De Socialistische partij i wordt door hen gezien als de enige populistische beweging die uitgegroeid is tot een gedisciplineerde oppositiepartij. Ten slotte kennen we theorieën over populistische leiders die verbonden zijn aan traditionele partijen, hierbij wordt dan verwezen naar politici als Kuyper iTroelstra iDomela Nieuwenhuis i en Wiegel i.

woensdag 31 augustus 2016

Gedicht

 
 
Na elke oorlog
moet iemand opruimen.
Min of meer netjes
wordt het tenslotte niet vanzelf.
 
Iemand moet het puin
aan de kant schuiven
zodat de vrachtwagens met lijken
door kunnen rijden.
 
Iemand moet waden
door het slijk en de as,
de veren van de canapés,
de splinters van glas
en de bloederige vodden.
 
Iemand moet de balk aanslepen
om de muur te stutten,
iemand het glas in het raam zetten,
de deur in de hengsels tillen.
 
Fotogeniek is het niet
en het kost jaren.
Alle camera’s zijn al
naar een andere oorlog.”
 
Uit: Einde en Begin - Wislawa Szymborska

dinsdag 23 augustus 2016

Geweld: Om over na te denken.


We ontlopen geweld niet door er niet over na te durven denken

Ger Groot − 11/01/16, 21:01
© Flickr/Sarl Dennise. Non-violence, een beeldhouwwerk van de Zweedse kunstenaar Carl Fredrik Reuterswärd dat voor het hoofdkantoor van de Verenigde Naties staat.
column Een lange vredesperiode heeft ons ervan overtuigd dat de geschiedenis maakbaar is met redelijke middelen. Die droom van geweldloosheid is weliswaar hoogstaand en verleidelijk, stelt filosoof Ger Groot, maar meer dan een droom is het niet.
  •  
    Hoe opgelucht menige vrijheidslievende idealist de val van de sjah ook begroet mocht hebben, na een korte machtsstrijd bleek de pest in het land ingeruild te zijn voor de cholera
Ashraf Pahlavi is dood. Ik had eerlijk gezegd nog nooit van haar gehoord, maar haar achternaam klonk bekend. Laat in de jaren zeventig kwam ik als vrijwilliger te werken op het Nederlandse secretariaat van Amnesty International. De eerste grote campagne waarbij ik betrokken raakte richtte zich tegen de wantoestanden van het regime van de sjah van Iran, die eigenlijk Pahlavi bleek te heten. Dat hij een tweelingzuster had stond niet in het voorlichtingsmateriaal van Amnesty. Dat zij, veel meer dan hij, de drijvende kracht was achter de drieste politiek van het bewind, nog minder.

In 1979 verdween de sjah van het toneel en werd Iran een islamitische republiek. Met enige grootheidswaan zou je kunnen zeggen dat onze campagne tegen het oude regime meer succes had gehad dan we ooit hadden kunnen vermoeden. Ongeveer zoals de muis tegen de olifant zegt: 'Wat stampen we lekker!'
Pest ingeruild voor cholera
Het échte stampen begon pas daarna. De gegoede klassen trokken massaal weg uit Iran. De communisten, eerst vervolgd door de sjah, werden zo mogelijk nog wreder bestreden door hun voormalige 'bondgenoten' van het islamitisch verzet. Hoe opgelucht menige vrijheidslievende idealist de val van de sjah ook begroet mocht hebben, na een korte machtsstrijd bleek de pest in het land ingeruild te zijn voor de cholera.

Nee, dat had met onze protesten tegen het voorgaande bewind niets te maken. Wij streden voor de mensenrechten waar ook ter wereld, zonder aanzien des regimes. Maar ook, zo moet ik toegeven, zonder diep na te denken over de gevolgen van de eventuele successen daarvan - of wat daarop lijken mocht. De deugdzaamheid van de inzet was haar eigen rechtvaardiging.

Arabische lente
Noem het een vorm van Gesinnungsethik: de moraal die de waarde van handelingen afmeet aan de intenties ervan. Ik kan haar verdiensten moeilijk ontkennen, maar ze komt wel steeds hardhandiger in botsing met de Realpolitiker in mij. Want wat is er, om bij het heden te blijven, inmiddels niet geworden van de 'Arabische lente' die door bijna iedereen met gejuich werd begroet? In het beste geval een onstabiele natie, in het slechtste een failed state of een verwoestende burgeroorlog. Had het allemaal niet beter kunnen blijven zoals het was, roept af en toe een opstandig stemmetje mij toe.

Die vraag is net zo irrelevant als het stampen van de muis naast de olifant. Geen van beiden verandert iets aan de loop van de geschiedenis, die beheerst wordt door niemand. Dat betekent niet dat menselijke daden er niet toe doen: de hele geschiedenis bestaat uit niets anders. Maar over de betekenis van die daden hebben we net zo min zeggenschap als over hun gevolgen. De stroom ervan raast voort met een donderend geweld waar we ons geen voorstelling meer van durven maken.
  • © AP. Tunesiërs herdenken het begin van de Arabische lente in Sidi Bouzid, waar Mohammed Bouazizi zichzelf op 17 december 2010 in brand stak.
Maakbare geschiedenis
Een ongekend lange vredesperiode heeft ons er gaandeweg van overtuigd dat de geschiedenis maakbaar is met redelijke middelen. De Europese Unie is er nog altijd het kroonjuweel van, al knaagt het geweld en de redeloosheid aan haar grenzen. Misschien moeten we zeggen: al toont zich aan die grenzen de geschiedenis in haar onbarmhartigste gedaante.

De schrijver Heere Heeresma jr. beschreef het doembeeld ervan afgelopen zaterdag in deze krant onverbloemd. Hoe houd je de vluchtelingenstroom die Europa dreigt te destabiliseren werkelijk tegen, zo vroeg hij zich af. 'Eén afschrikwekkend voorbeeld van een doorzeefd bootje met vijftig of honderd opvarenden kan duizenden vluchtelingen rechtsomkeert doen maken,' antwoordde hij. Je wilt het je niet voorstellen.
  •  
    Ook al wensen wij het geweld niet te zien en achten we onszelf ervan gevrijwaard, het bestaat wel
Eigen kinderen opeten
Misschien had Heeresma met zijn artikel alleen maar een satirisch oogmerk, naar het voorbeeld van aan A Modest Proposal van Jonathan Swift. Tijdens de Ierse hongersnood van 1729 stelde die laatste de inwoners van het eiland voor hun eigen kinderen op te eten: wat tegenwoordig een win-win situatie heet. Swifts sarcasme weegt op tegen Heeresma's radicalisering van de steeds luider klinkende roep om 'alle grenzen te sluiten' - want wat zou zoiets in werkelijkheid wel niet betekenen?

Juist daarom moeten we het schrikbeeld van Heeresma serieus nemen. Het pepert ons opnieuw de les in dat de droom van geweldloosheid weliswaar hoogstaand en verleidelijk is, maar desondanks niet meer dan een droom. Zodra de historie zich roert, botst de rede op haar ongenaakbaarheid. Geweld is haar grens - en dat betekent óók dat ze er af en toe tegenaan loopt.

De hemel behoede ons voor Heeresma's apocalyptische taferelen. Maar wij ontlopen ze niet door er niet over te durven nadenken - al was het maar om ze af te wenden. Ook al wensen wij het geweld niet te zien en achten we onszelf ervan gevrijwaard, het bestaat wel - óók als de uiterste grens van ons eigen handelen. Een oplossing biedt het zelden. Ook in dit geval zou het een onvoorstelbare reactie ontketenen. Maar een noodlot is het maar al te vaak, vooral wanneer we onszelf er blind voor maken.

woensdag 27 juli 2016

Ook atheïsten houden van andere mensen....

Ook atheïsten houden van andere mensen

In zijn artikel tegen het atheïsme toont Reinout Wibier zijn liefde voor religie. Hij ergert zich aan de atheïstische reflex in de wetenschap die religieuze gevoelens weg zou lachen, of alleen de negatieve aspecten benadrukt. Maar, zo werpt Wibier tegen: ook de wetenschap heeft negatieve aspecten. Immers, 'waren het niet natuurkundigen die de atoombom hebben uitgevonden?'

Wibier stelt dat er meer waardering moet komen voor de mooie aspecten van religie als 'bron van beeldende kunst en muziek', voor de Bijbel als 'onuitputtelijke bron van wijsheid' en voor het vrijwilligerswerk dat mensen vanuit de kerk doen.


In religie wordt juist de eeuwigheid van waarheden benadrukt
Het is verleidelijk om dit pleidooi met verontwaardiging te beantwoorden. De vergelijking die hij trekt tussen wetenschap en religie is namelijk zeer betwistbaar. De wetenschap is nou juist het terrein waar alles per definitie ter discussie moet worden gesteld, en waar een open houding naar nieuwe inzichten voorop hoort te staan.

In religie wordt juist de eeuwigheid van waarheden benadrukt. Dat is mooi als het over zachte waarden als liefde en vergeving gaat, maar het wordt gevaarlijk als orthodox-religieuzen de eeuwigheid van agressieve dogma's verdedigen.

Wat wel klopt aan het verhaal van Wibier is dat mensen behoefte hebben aan samenbindende verhalen. Er is prachtige kunst voortgekomen uit religieuze inspiratie. Maar wie ontkent dat? Zelfs een felle atheïst als Richard Dawkins zegt in vervoering te raken door kerkelijke muziek.


De claim op de 'onuitputtelijke' wijsheid van de Bijbel is nogal fors
Het is ook juist dat de menselijke behoefte aan samenhang, schoonheid en reflectie niet per se bevredigd hoeft te worden met verhalen die 'wetenschappelijk waar' zijn. Maar daarin heeft religie geen unieke positie. Integendeel. Kinderboeken proberen met pluizige fictieve figuren belangrijke waarden over te brengen, en angsten te overwinnen. Volwassenen genieten van verzonnen verhalen in boeken, films en tv-series die behalve vermaak bieden ook onze eigen levens spiegelen.

Ook in de schilderkunst en muziek wordt al eeuwen gebruikgemaakt van niet-bijbelse inspiratiebronnen, zoals de Griekse mythologie. Bijkomend voordeel van deze inspiratiebronnen is dat niemand betwist dat deze verhalen 'niet letterlijk zo gebeurd' zijn, waar de echtheidsclaim bij religieuze verhalen nog wel te vaak klinkt.

Ook de claim op de 'onuitputtelijke' wijsheid van de Bijbel is nogal fors. De klassieke Chinese, Griekse en moderne filosofie blijken op veel punten beter houvast te geven in het leven dan de christelijke en islamitische 'wijsheden'.


Medemenselijkheid is allereerst iets van mensen, ongeacht of ze religieus zijn of niet
Maar is religie dan niet uniek in 'menselijkheid', bijvoorbeeld in het vrijwilligerswerk? Het is prachtig als mensen vanuit hun religieuze overtuiging iets voor een ander overhebben. Wie kan daartegen zijn? Maar bij een humanistische organisatie als Humanitas doen tienduizenden vrijwilligers hetzelfde. De humanistische ontwikkelingsorganisatie Hivos doet belangrijk werk voor de allerarmsten van deze wereld. Medemenselijkheid is allereerst iets van mensen, ongeacht of ze religieus zijn of niet.

De karikatuur die Wibier maakt over de leegheid van atheïsme en de volheid van religie lijkt een speelse debattruc, maar staat helaas in een wrange context. Wereldwijd groeit de groep 'ongebondenen' sterk: na het christendom en de islam zijn atheïsten en mensen die niet bij een georganiseerde religie willen horen de grootste groep wereldburgers. Helaas wordt deze groeiende groep in veel landen verketterd, vervolgd en zelfs gedood, omdat 'ongelovig' gelijk zou staan aan 'immoreel'.

Laat iedereen - orthodox, vrijzinnig, gelovig of atheïst - in vrijheid van elkaars inspiratiebronnen gebruik maken, zonder elkaar tot karikaturen terug te brengen.

Boris van der Ham is voorzitter van het Humanistisch Verbond

dinsdag 26 juli 2016

Atheisten zijn beperkte mensen......

Atheïsten zijn beperkte mensen

Religie en wetenschap

               
In sommige kringen is het een teken van beschaving en ontwikkeling om praktiserend atheïst te zijn. Religie is een achterhaald concept en de bron van veel onnodig geweld en leed, zo is de gedachte. Voorbeelden die deze stelling onderschrijven zijn niet moeilijk te geven. Religieus geïnspireerd terrorisme, godsdienstige oorlogen uit het verleden en het recente misbruikschandaal in de katholieke kerk zijn maar het topje van de ijsberg.

Het is een wonder dat er nog zoveel mensen verstoken zijn gebleven van het verlichtingsideaal waarin het pleit definitief is beslecht ten gunste van ratio en wetenschap. Wie nog enige waarde aan religie hecht, is dom, ongeïnformeerd of geniet persoonlijk voordeel bij het in stand houden van achterhaalde mythen. Het beste ware het wanneer religie zo snel mogelijk wordt afgeschaft, zo menen de aanhangers van deze denkwijze.

Wetenschap afschaffen


Waren het niet natuurkundigen die de atoombom hebben uitgevonden?
Wat in deze discussie soms over het hoofd wordt gezien is dat met dit type argumentatie even goed kan worden betoogd dat het maar beter zou zijn wanneer de wetenschap zo snel mogelijk wordt afgeschaft. Op de erelijst van dit terrein kunnen moeiteloos de meest vreselijke menselijke drama's worden opgetekend. Waren het niet natuurkundigen die de atoombom hebben uitgevonden? Sterker nog, vrijwel alle wapentuig heeft zijn bestaan te danken aan wetenschappelijke ontdekkingen.

Wie dit soort redeneringen doorvoert tot hun ultieme consequentie kan vrijwel ieder ongeluk in het verkeer, in de bouw en zelfs in en om het huis toeschrijven aan wetenschappelijke ontdekkingen zoals de verbrandingsmotor, de hijskraan en vaatwastabletten die zo veel op snoepgoed lijken dat er regelmatig peuters met vergiftigingsverschijnselen naar de eerste hulp moeten worden gebracht. Als de verbrandingsmotor en het vliegtuig nooit waren uitgevonden, zouden er geen vliegrampen zijn en zouden er in Nederland alleen al honderden verkeersdoden minder per jaar te betreuren zijn. Zonder vuurwapens geen gekken die in het rond beginnen te schieten, zonder atoombom geen Hiroshima en Nagasaki.

Diverse verwerpelijke ideologieën hebben zich bovendien beroepen op wetenschappelijke inzichten om hun terreurdaden te rechtvaardigen.

En religie dan?

Maar, zullen atheïsten mij tegenwerpen, op deze wijze wordt wel een heel beperkt beeld van de wetenschap geschetst. Is het niet ook de wetenschap die ervoor heeft gezorgd dat wij een periode van ongekende welvaart, gezondheid en voorspoed doormaken? Is het daarmee niet zo dat de wetenschap per saldo vooral een positief effect heeft gehad op de condition humaine?

Natuurlijk is dat zo. Maar hoe zit het dan met religie?

Laat ik vooropstellen dat de tegenstelling tussen religie en wetenschap eigenlijk een valse is. Religie en wetenschap bestrijken verschillende terreinen die meestal weinig met elkaar hebben te maken. Weliswaar hebben machthebbers in de kerk bepaalde wetenschappelijke ontdekkingen bestreden als dat beter in hun straatje paste.

Maar dan hebben wij het over het misbruiken van religie voor politieke doeleinden, een gevaar waaraan de wetenschap evengoed blootstaat. Sterker, zoals Herman Finkers opmerkte in zijn oudejaarsconference, kan een theelepeltje worden misbruikt om het oog van een medemens uit de oogkas te wippen. Wie meent dat om die reden theelepeltjes maar moeten worden verboden, geeft niet echt blijk van een sterk ontwikkeld gevoel voor logica.

Successen


De Bijbel is een onuitputtelijke bron van wijsheid
En op het terrein waartoe de religie behoort, het terrein van reflectie, levensbeschouwing en zingeving, kan religie toch wel enige successen laten zien. Voor miljoenen mensen is leed beter te verdragen, zijn feestelijke gebeurtenissen extra glansrijk en is het leven zinvoller dan wanneer zij zonder een religieus kader zouden leven.

Religieus geïnspireerde goede doelen helpen vluchtelingen, dragen bij aan armoedebestrijding en bieden hoop aan mensen naar wie anders waarschijnlijk niemand zou omkijken. De Bijbel is een onuitputtelijke bron van wijsheid en de Evangeliën zijn doordrenkt van menselijkheid, de oproep elkaar te helpen, de roep om bescheidenheid, mildheid en vergevingszin. Allemaal zaken waaraan nog nooit zoveel behoefte heeft bestaan.

Daarnaast is religie een vrijwel onuitputtelijke bron van beeldende kunst en muziek gebleken wat het troostende vermogen van godsdienst voor velen nog groter maakt. En natuurlijk: in wetenschappelijke zin is religie misschien niet 'waar', maar een volwassen beeld van godsdienst onderkent enerzijds dat dergelijke waarheid ook niet wordt beoogd en anderzijds dat er verschillende vormen van waarheid bestaan.
 

Onmisbaar


Vanuit mondiaal perspectief is het christendom sinds de komst van paus Franciscus misschien wel bloeiender dan ooit en vormen atheïsten slechts een minderheid
Religie is net als wetenschap, muziek en filosofie een uitvinding die een waardevolle toevoeging vormt op het menselijk bestaan. Voor de meeste mensen is het zelfs een aspect van het leven dat onmisbaar is. In het seculiere Nederland zou je het bijna vergeten, maar vanuit mondiaal perspectief is het christendom sinds de komst van paus Franciscus misschien wel bloeiender dan ooit en vormen atheïsten slechts een minderheid.

Uiteraard is niemand verplicht een (bepaalde) religie aan te hangen, laat staan te belijden. Zoals sommige mensen de lol van sport niet inzien of zich liever laten bedotten door homeopathische 'geneeskunde' dan hun heil te zoeken in de reguliere, op wetenschap gefundeerde gezondheidszorg, staat het eenieder vrij er al dan niet een religieus leven op na te houden. Maar wie religie categorisch afwijst als achterhaald of slecht is net zo oppervlakkig, beperkt en misschien zelfs wel onverdraagzaam als diegenen die de wetenschap afdoen als de bron van alle kwaad.

Reinout Wibier is hoogleraar privaatrecht aan de Universiteit van Tilburg

zondag 15 mei 2016

Democratie

Radicale democratie achter nationaal hek?

Hans Goslinga − 15/05/16, 08:00
© anp. James Madison was één van de stichters van de Verenigde Staten met een tegendraadse visie.
COLUMN De opvatting is diep ingedaald dat de democratie alleen in kleine gemeenschappen kan werken. Hoe kleiner, hoe beter.
Het is een van de argumenten die populisten inbrengen tegen de Europese Unie. Maar wat zei James Madison, een van de stichters van de Verenigde Staten? Hoe groter, hoe beter. Hoe kleiner, hoe riskanter voor de vrijheid.

Het Amerika in die dagen, dertien staten met krap vier miljoen inwoners, is absoluut niet te vergelijken met het Amerika van nu of met Europa, maar het kan geen kwaad bij de tegendraadse visie van Madison stil te staan. Zeker nu het soort van democratie inzet van een heftige politieke strijd is, zowel in relatie tot de nationale als de Europese schaal.

De democratie is een olifant
In deze column heb ik Amerika vaak aangeduid als de eerste moderne democratie. Dat is misschien niet helemaal juist. De rechtsdenker en politicus Madison zag de jonge federatie als een 'niet-tirannieke republiek', die als voornaamste doel had de vrijheid te hoeden. Niet de democratie stond centraal in zijn visie, maar de vrijheid. Niet zo gek na de onafhankelijkheidsoorlog tegen de tirannieke Engelse koning.
  •  
    Democratie is niet vanzelfsprekend de vriend van de vrijheid
Madison doelde echter niet alleen op de zojuist gewonnen vrijheid van de federatie, maar ook op de vrijheid van burgers. In dat perspectief was hij beducht voor de democratie. De Franse politiek denker Tocqueville zou de democratie later beschrijven als 'een olifant die je moet leren berijden om te voorkomen dat hij je verplettert'.

Het is in onze dagen misschien even wennen aan de gedachte dat democratie niet vanzelfsprekend de vriend van de vrijheid is. Maar het is niet nodig ver in de geschiedenis terug te gaan om die beduchtheid te begrijpen. Madison was de democratie toegedaan als een belangrijke tegenmacht van een sterke centrale regering, maar hij vreesde de wil van de meerderheid, omdat die dingen kon doordrukken die de individuele vrijheid om zeep zouden helpen.

In kleinere gemeenschappen achtte hij dat gevaar reëler dan in een grote republiek, omdat daarin de diversiteit van opvattingen en belangen groter zou zijn. Of die visie nu nog volledig houdbaar is, betwijfel ik. De wijsheid erachter is dat wel: de democratie moet omwille van de vrijheid zichzelf duchten.
  •  
    Het ontbreekt de Europese Unie aan macht en slagvaardigheid om adequaat op crises te reageren
  • © Jorgen Caris.
    Hans Goslinga
De vrijheid staat centraal
De betekenisvolle verschuiving in het denken waartoe Madison aanzet, is dat je niet de volksinvloed centraal stelt, laat staan die invloed verabsoluteert zoals populisten doen, maar de vrijheid. Precies daarom was hij niet alleen voor een ingetoomde (representatieve) democratie, maar ook voor een regering die niet alleen het volk bestuurt, maar ook controle op haar doen en laten mogelijk maakt. "Als engelen mensen zouden besturen, had je geen controle van binnenuit en van buitenaf nodig."

Deze visie krijgt nog meer reliëf bij de wetenschap dat de confederatie van Amerikaanse staten de onafhankelijkheidsoorlog tegen de Engelsen bijna had verloren door een gebrekkig centraal gezag. Madison was, alweer omwille van de vrijheid, voor een sterke federale regering, maar maakte desalniettemin voluit ruimte voor de tegenmacht, in de vorm van volksinvloed en, kort gezegd, de rechtsstaat.

'De vergeten presidenten'
Vertaald naar onze tijd dringt de conclusie zich op dat het de Europese Unie ontbreekt aan macht en slagvaardigheid om adequaat op crises te reageren. Die gevolgtrekking betekent geen desavouering van de democratie, zoals absolutisten onmiddellijk zullen roepen. De stelling is zelfs verdedigbaar dat de tegenmacht op Europees niveau gebrekkig werkt, omdat de macht gebrekkig werkt. De besluitvorming van 28 regeringsleiders is moeizaam, de bevoegdheden zijn nog te beperkt, de uitvoering is vaak een kwestie van afwachten.
  •  
    In de jonge Verenigde Staten kreeg de macht pas een gezicht met George Washington
Het ontbreekt de Europese macht bovendien aan een gezicht. In de jonge Verenigde Staten kreeg de macht pas een gezicht met George Washington, de eerste president onder de nieuwe grondwet (van Madison). In werkelijkheid was hij de vijftiende president. Hij had veertien voorgangers, die de 'vergeten presidenten' worden genoemd. Dat zal vermoedelijk ook het historische lot van Van Rompuy en Tusk zijn, zou het tot een Verenigde Staten van Europa komen.

De crises en dreigingen waarop de Unie een antwoord moet vinden, onderstrepen de noodzaak van een sterker centraal gezag. Dat streven zou wellicht meer vaart krijgen als de vrijheid in collectieve en individuele zin voorop zou staan. De twee eeuwen oude wijsheid uit het Westen leert dat een radicale democratie waarin de wil van de meerderheid beslissend is, de vrijheid bedreigt. Zeker als je om die democratie nationale hekken plaatst.

zondag 10 april 2016

Tolerantie.

WAT IS TOLERANTIE?


theodewitOver wat de ethische deugd van de tolerantie inhoudt bestaat onder filosofen en historici een verrassend grote eensgezindheid. Tolerantie is de aanvaarding van praktijken, handelingen en overtuigingen die je tegelijkertijd hartgrondig afwijst.
Door: Theo de Wit
De socioloog Kees Schuyt heeft het kortweg over ‘het onderdrukken van de neiging om te onderdrukken’. Een mooie filosofische definitie geeft Paul Ricoeur: tolerantie is ‘de vrucht van een vorm van ascese in de uitoefening van de (persoonlijke of publieke) macht. Zij is een individuele of publieke deugd, die erin bestaat, niet in te grijpen, te interveniëren of te verhinderen, af te zien van bepaalde eisen, hoewel dat in mijn/ons vermogen ligt.’
Intolerantie kan vanuit deze definities worden begrepen als ingrijpen in praktijken en het trachten te verbieden van opinies die ons niet zinnen. Deze betekenis van het begrip gaat al terug naar de tijd van de godsdienstoorlogen in de zestiende en zeventiende eeuw, waar het ging om het verdragen van dissident geleefd geloof en dus om het opgeven van het ideaal van een in religieus opzicht homogene politieke gemeenschap.
Een paar actuele voorbeelden. Ik kan de mening van een columnist of politicus verafschuwen, maar er tegelijkertijd zelfs voor opkomen dat zij wel de ruimte en de vrijheid krijgt die mening te laten horen. Ik kan een grote weerzin voelen tegen boerka’s, maar toch opkomen voor de vrijheid van godsdienst die deze dracht mogelijk maakt. Volgens sommige historici was Voltaire een van de eersten die opkwam voor tolerantie in deze zin van het woord.
Maar waarom zou ik mijn neiging om die columnist te ontslaan (gesteld dat ik over die macht beschik) eigenlijk onderdrukken? Waarom zou ik praktijken die ik hartgrondig afwijs eigenlijk aanvaarden, vanwaar mijn impuls om weerzinwekkende opinies te weren eigenlijk onderdrukken? Is dat niet eerder een vorm van lafheid, een merkwaardige vorm van masochisme, een gebrek aan een rechte rug of minstens laakbare onverschilligheid? Hier komen we bij de kern van het begrip tolerantie. Het antwoord moet zijn: omdat er door tolerantie iets zeer belangrijks wordt beschermd waardoor ik bereid ben de prijs en de moeite van de verdraagzaamheid betalen. Dat beschermwaardige is in het  voorbeeld van de columnist het vrije publieke debat, zo cruciaal voor een democratie, dat mede door tolerantie van meningen, óók onaangename of afwijkende, mogelijk wordt gemaakt. In het voorbeeld van de boerka is dat de vrijheid van godsdienst, een van de eerste van de reeks vrijheden die onze moderne rechtsstaat schragen.
De centrale paradox van de tolerantieEr is veel gediscussieerd over ‘paradoxen’ die in het begrip tolerantie schuil zouden gaan. In 1995 bracht Bernard Williams de centrale paradox van de tolerantie als volgt onder woorden: ‘Tolerantie lijkt onmogelijk, want ogenschijnlijk vraagt zij van ons dat wij van mening zijn dat een bepaald geloof of een bepaalde praktijk volstrekt verkeerd of slecht is, maar er tegelijkertijd iets intrinsiek goeds in zien wanneer wij die laten gedijen.’
Toch hoeft van een paradox geen sprake te zijn wanneer wij inzien dat goed begrepen tolerantie altijd in dienst staat van een hoger goed dat door haar wordt beschermd en die de tolerantie tegelijkertijd begrenst; zij kan dus nooit zelf de hoogste waarde zijn. In zo’n hoger collectief goed is de tolerantie ingebed. Wie tolerantie bijvoorbeeld bepleit omdat zij de ‘open samenleving’ mogelijk maakt, geeft daarmee aan dat deze open samenleving zelf niet ‘geopend’ en prijsgegeven kan worden. Wordt deze (ernstig) bedreigd, dan naderen we ook de grens van de tolerantie.
De enige maar ook absolute grens bij de tolerantie in het  voorbeeld van de columnist is het gebruik van geweld of het oproepen of dreigen daarmee, omdat dat het publieke debat zelf vermoordt. Wat dat betreft is er weinig reden om tevreden te zijn met het Nederlandse  tolerantieklimaat, want met grote regelmaat horen wij over ernstige bedreigingen in de richting van mensen die in het openbaar meningen verkondigen die anderen niet bevallen, recentelijk nog bij de discussie over Zwarte Piet.
Oorlogszuchtige tolerantieEr is nog een andere ontwikkeling die tolerantie in bovengenoemde zin ondermijnt. ‘Cultuur’ of  beschaving en zelfs ‘traditie’ is vandaag voor menigeen de aanduiding van zoiets als een politieke scheidslijn. Dat is een zeer opmerkelijke ontwikkeling. Het is dan niet langer ‘ideologie’ die ons verdeelt, zoals ten tijde van de Koude Oorlog (socialisme of kapitalisme), ook niet zozeer onze staatsvorm (democratisch of niet), maar de cultuur en zelfs de religie als onderdeel daarvan. Wij mogen in Nederland de laatste jaren dan afscheid hebben genomen van een ietwat rozig idee over een ‘multiculturele samenleving’ als een harmonieuze samenzang van vele culturele stemmen, maar we zijn onszelf en anderen nog steeds blijven beoordelen in termen van ‘cultuur’. We zijn kortom geen multiculturalisten meer maar des te meer ‘culturalisten’. Voor menigeen staan de zaken vandaag zelfs zo: ‘wij’ hebben cultuur (beschaving, vrijheid, gelijkheid etc), maar ‘zij’ zijn cultuur, dat wil zeggen nog steeds in de greep van niet-liberale cultuurwaarden en een ‘achterlijke’ religie.
Deze nieuwe politieke verdeling en verdeeldheid raakt ook het begrip tolerantie. Want wat gebeurt er als tolerantie onderdeel wordt van een cultuurstrijd? Dan verliest het begrip zijn zelfbeperkende en zelfkritische kracht en wordt het op zijn beurt de aanduiding van een scheidslijn, namelijk die tussen tolerante en niet-tolerante culturen of religies. Tolerantie verandert dan van de deugd van de terughoudendheid (niet ingrijpen, niet verhinderen etc.) in een eigenschap waarmee ik mijzelf en mijn cultuur feliciteer en waarmee ik de ander zijn tekort inwrijf. Laten we een nauwkeuriger kijken naar  deze opmerkelijke ontwikkeling.
Tolerantie als wapen in een cultuurstrijdEen derde betekenisverschuiving van tolerantie heb ik eerder al aangeduid als een tolerantie die oorlogszuchtig wordt. Volgens de Amerikaanse politiek filosofe Wendy Brown moeten we weerstand bieden aan de verleiding om de ‘deugd’ van tolerantie in de fantasie los te maken van macht en onderwerping en te associëren met alles wat goed en humaan is. Want dit is precies wat er in bepaalde operaties van een liberaal-imperiale politiek gebeurt: deze politiek kan tolerant zijn jegens ‘diversiteit’ omdat zij zelf als ‘neutraal’ en ‘universeel’ poseert en daarom de scheidsrechter van culturele en religieuze pluraliteit kan zijn. Het conservatisme is op dit punt eerlijker, omdat het erkent dat zijn waarden en loyaliteiten verbonden zijn met de nationale cultuur.
Vandaag, zo luidt Browns kritische observatie, kan tolerantie conflicten depolitiseren, soms zelfs een substituut worden voor rechtvaardigheid, en ten slotte ook bepaalde individuen en groepen als inherent inferieur en ‘intolerant’ labelen en zo dienen als voorwendsel voor (gewelddadige) interventie. 
Zoals we weten was het Geert Wilders die in 2007 de laatste stap zette in deze curieuze gedaanteverandering van de tolerantie in de richting van een wapen in een cultuurstrijd. Zijn partij pleitte vanaf dat moment voor de opschorting van de vrijheid van godsdienst voor moslims in naam van de vrijheid. Dit mag ons absurd in de oren klinken, maar het is niets anders dan de (onder meer uit de Republiek van Weimar bekende) logica van de ‘uitzonderingstoestand’. Bij Wilders is het altijd vijf voor twaalf, en dus zijn er uitzonderlijke maatregelen nodig. In concreto: om de vrijheid als de naam van onze politieke orde te redden (denk aan uitdrukkingen als ‘het vrije Westen’ of de Duitse Freiheitlich Demokratischer Grundordnung) moeten wij bepaalde burgerlijke vrijheden als tijdelijke maatregel opschorten. Exit de godsdienstvrijheid voor moslims. In dit nieuwe discours is intolerantie de morele en politieke plicht van beschaafde mensen en democratische politici. Tolerantie staat dan niet langer in dienst van de morele autonomie zoals bij Mill of zelfs maar de lieve vrede (zoals bij iemand als Spinoza. Zij is nu een wapen geworden in de polemische zelfbevestiging en politieke afgrenzing van onze politieke orde in naam van de ‘wil’ van het volk.
GodsdienstvrijheidEen andere betekenisverschuiving. In haar nieuwe boek over de nieuwe intolerantie jegens religie (vooral de islam in Europa en de Verenigde Staten)  maakt de filosofe Martha Nussbaum zich niet schuldig aan de variant van politieke correctheid die Furedi bekritiseert – het verplichte applaus voor groepsverschillen – maar verdedigt  zij een belangrijke stelling, namelijk dat het van groot belang is ‘dat we de omstandigheden in de wereld zodanig bijschaven dat niet alleen de vrijheid om te geloven beschermd is, maar ook de vrijheid om openlijk van dat geloof blijk te geven en de riten die daarvan deel uitmaken uit te voeren.’ Wie dit onderschrijft heeft nog heel wat te doen, en bepaald niet alleen in Europa of de Verenigde Staten!
Zij demonstreert vervolgens overtuigend dat de zo opgevatte godsdienstvrijheid in de Verenigde Staten beter beschermd is dan in Europa, iets wat deels historisch verklaarbaar is en deels samenhangt met een onderliggende opvatting over wat een politieke gemeenschap is. Veel van de kolonisten die naar de Amerikaanse kolonies trokken hoopten daar godsdienstvrijheid te vinden en niet louter ‘tolerantie’, een begrip dat lange tijd bleef verwijzen naar hiërarchisch georganiseerde samenlevingen en naar meerderheden die minderheden ‘grootmoedig’ hun rechten gunden. En als een rode lijn door haar boek loopt Nussbaums kritiek op de door Europese natiestaten nagestreefde religieuze, etnische of nationale ‘homogeniteit’ die minderheden liever assimileert dan tegemoet komt of ‘accommodeert’ zoals in de Verenigde Staten meestal het geval is.
Zo beoordeelt Nussbaum  het Franse laïcité-stelsel als ‘een non-religie als staatsreligie’(the establishment of non-religion), dus als een soort seculiere religie. Zij wordt hierin deels gesteund door Jean Bauberot, de bezetter van de enige leerstoel over de laïcité in Frankrijk, die de laïcité als een Franse vorm van civil religion beschouwt. Over Amerika’s eigen civil religionzwijgt Nussbaum overigens merkwaardigerwijs in alle talen. Maar is dat niet de Amerikaanse variant van de nationale ‘homogeniteit’? Ik vrees wel dat Nussbaum gelijk heeft waar het gaat over de Europese natiestaten. Deze hebben, in het bijzonder in crisistijden zoals momenteel, de neiging zich te gaan opvatten als een soort ‘gated communities’, maar dan op nationale schaal, waarin de alleen wenst om te gaan met ‘ons soort mensen’ en minderheden gelijke ruimte weigert. Het is ongetwijfeld om die reden dat zij in haar boek pleit voor ‘inlevende verbeelding’, vooral in de wereld en de ervaringen van minderheden.

Theo de Wit is bijzonder hoogleraar Vraagstukken geestelijke verzorging in justitiële inrichtingen aan de Universiteit van Tilburg.
Hij 
maakt deel uit van het W!J-wetenschapsteam dat op Nieuwwij.nl blogt over nieuwe ontwikkelingen op het gebied van culturele en religieuze diversiteit. Bovenstaande tekst is de lezing over tolerantie die Theo de Wit op 16 april in Almere heeft gehouden. 

vrijdag 25 maart 2016

Religieuze en openbare scholen moeten samengaan?

Christelijke scholen zijn niet meer van deze tijd.

Carel Verhoef − 25/03/16, 06:00
© anp. Leerlingen van basisschool De Fontein in Den Haag genieten van hun paasontbijt op school.
OPINIE De samenleving is de laatste halve eeuw sterk veranderd en christelijk onderwijs past er niet meer in, stelt Carel Verhoef. 
Religieuze en openbare scholen moeten samengaan.
  •  
    Het is redelijk om bepaalde 'christelijke privileges' tegen het licht te houden en deze te wijzigen of af te schaffen
In Trouw van 15 maart staat een interview met ChristenUnie-leider Gert-Jan Segers. Daarin geeft hij terecht aan dat de manier waarop een samenleving met minderheden omgaat een lakmoesproef is voor beschaving. Volgens Segers wordt hieraan in liberale kring getornd. "Religieuze mensen moeten een beetje normaal doen met hun eigen scholen en kosjere slacht", aldus Segers. Er zou zelfs sprake zijn van 'paybacktime'; er zou een rekening worden vereffend.

Segers ziet over het hoofd dat het niet gaat om 'een beetje normaal doen' of om paybacktime, maar om zeer principiële zaken. Kritiek op ritueel slachten komt voort uit zorgen over dierenleed. Het gelijkheidsbeginsel (artikel 1 van onze Grondwet) is in het geding bij het niet toelaten van vrouwen tot kerkelijke functies en het ontslaan of niet benoemen van homodocenten door christelijke scholen.

Onze samenleving is de laatste halve eeuw sterk veranderd. Het is redelijk om bepaalde 'christelijke privileges', zoals Segers ze noemt, tegen het licht te houden en, wanneer de maatschappelijke noodzaak zich aandient, deze voorrechten te wijzigen of af te schaffen.
  •  
    Hoe 'deugdelijk' is ons onderwijs wanneer op confessionele bijzondere scholen het creationisme boven de evolutieleer wordt gesteld?
Creationisme
Op het gebied van het onderwijs kan men zich afvragen of de vrijheid van onderwijs (artikel 23 van de grondwet) nog is afgestemd op onze ontzuilde, ontkerkelijkte, geseculariseerde en gesegmenteerde samenleving. Het huidige onderwijsbestel stimuleert de integratie van met name allochtone jongeren niet, het bevordert juist de segregatie. Al in 2007 noemde de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid de segregatie de 'achilleshiel van het onderwijs'. En eind 2015 concludeerde het Sociaal Cultureel Planbureau dat de segregatie zorgwekkend is.

Niet alleen de segregerende werking van artikel 23 moet ter discussie worden gesteld. Artikel 23 spreekt in lid 5 en 6 ook over 'deugdelijk' onderwijs. Hoe 'deugdelijk' is ons onderwijs wanneer op confessionele bijzondere scholen het creationisme of de theorie van Intelligent Design boven de evolutieleer wordt gesteld, of de ouderdom van de aarde op zesduizend jaar wordt berekend?

Scholen behoren tot de publieke ruimte. Krachtens de scheiding van kerk en staat behoort daar geen leerstellig godsdienstonderwijs gegeven te worden. Een door de staat gesubsidieerde school is geen veredelde zondagsschool, koran school, instituut voor transcendente meditatie of instelling voor bijbel studie. Leerstellig godsdienstonderwijs hoort thuis in het gezin, de kerk, de synagoge, de moskee en de tempel.

Ook het christelijk onderwijs is sterk veranderd. Veel christelijke scholen zijn zo 'verwaterd' dat er vrijwel geen verschil meer is met openbaar onderwijs.

Samenvoegen
Onze samenleving vraagt nu om een onderwijsbestel dat de sociale cohesie en integratie bevordert en de kloof tussen kansarme en kansrijke leerlingen verkleint. Dat vereist een structurele verandering. Ik pleit voor het samenvoegen van openbaar en confessioneel bijzonder onderwijs tot gemengde scholen. Daar krijgen jongeren van elke culturele, etnische, sociale en religieuze achtergrond dan gezamenlijk hun opleiding en vorming. Daar wordt hen respect, tolerantie en wederzijds begrip bijgebracht.

We hebben een onderwijsbestel nodig dat boven alle verschillen uitstijgt en zoekt naar wat ons allen bindt. Waar niet het beperkte groepsbelang van een geloofsgemeenschap prevaleert, maar het belang van de samenleving. Samenleven en integratie beginnen bij gezamenlijk onderwijs. De maatschappelijke noodzaak dwingt ons het 'christelijk privilege' van de vrijheid van onderwijs in te perken. Niet bij wijze van 'payback' of om 'een beetje normaal te doen', maar omdat onze samenleving dat eist.

Carel Verhoef is auteur van 'Inperking vrijheid van onderwijs. De maatschappelijke noodzaak tot herziening van artikel 23 van de grondwet'.